3
Raadsvoorstel vervolg/ 181
dat op grond van deze bestemming geen nieuwe vestiging en/of uitbrei
ding van agrarische bedrijven is toegestaan;
dat het eveneens op grond van deze voorschriften niet is toegestaan
het desbetreffende perceel te bebouwen en hierdoor impliciet bewoning
niet is toegestaan;
dat dit bestemmingsplan recentelijk door uw raad is vastgesteld en op
onderdelen (nog) niet onherroepelijk is;
dat het rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeente op het stand
punt staan dat burgerwoningen in het buitengebied van een gemeente
dienen te worden geweerd;
dat ook uit min of meer vaste jurisprudentie kan worden afgeleid dat
burgerwoningen in het buitengebied in het algemeen dienen te worden
geweerd;
dat in het verzoekschrift van 30 juni 1994, binnengekomen op 7 juli
1994, ingediend door Juridische E.H.B.M. Frans Verheijen te
Zundert namens de heer H.J. Zantvliet, Groenstraat 150 te Breda, aan
uw raad wordt verzocht over te gaan tot herziening of gedeeltelijke
intrekking of wijziging van het hierboven genoemde bestemmingsplan,
met name m.b.t. het perceel Groenstraat 150 te Breda, zodanig om
permanente bewoning mede te bewerkstelligen;
dat het verzoekschrift wordt onderbouwd met een aantal motieven,
gemerkt A t/m X;
dat de onder A t/m D genoemde hoofdargumenten inhouden enerzijds dat
het Dierenhoekje reeds geruime tijd door de gemeente wordt gedoogd
en anderzijds dat het Dierenhoekje naar het inzicht van de verzoe
ker niet kan worden gekwalificeerd als agrarisch gebied op grond
van het vigerende bestemmingsplan en dat er geen aantasting van de
cultuur- en landschappelijke waarden plaatsvindt;
dat wordt onderkend dat de gemeente op de hoogte had kunnen zijn van
de activiteiten, zoals is beschreven in het verzoekschrift;
dat deze activiteiten kennelijk geruime tijd plaatsvinden;
dat uit geen enkel feit is af te leiden dat deze activiteiten geduren
de deze tijd door de gemeente expliciet werden gedoogd;
dat voorts de vigerende plaatselijke bestemming voor een ieder juri
disch bindend is;
dat officiële inschrijving in het persoonsregister op het adres
Groenstraat 150 te Breda niet eerder dan op 7 februari 1994 heeft
plaatsgevonden;
dat vóór deze datum verzoeker zich niet door de gemeente op de hoogte
heeft laten stellen van de eventuele mogelijkheid om zich op de
bewuste lokatie permanent te vestigen;
dat in het bevestigende geval hem duidelijk zou zijn geworden dat
planologische belemmeringen in het geding zouden zijn;
dat dienovereenkomstig van gemeentewege geen belangenafweging heeft
kunnen plaatsvinden;
dat de argumenten, genoemd onder K t/m X, dienen ter nadere onderbou
wing van hoofdargument D en de recreatieve- en sociale functie bena
drukken;
dat bij afweging van de belangen, namelijk enerzijds het belang van de