2
Raadsbesluit vervolg/ 197
3. De belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, die op grond van het
ontslag uit de betrekking waarvoor hij blijvend ongeschikt is verklaard, en die bij het
buiten toepassing laten van het eerste lid, onder c, recht heeft op wachtgeld waarbij de
duur is vastgesteld ingevolge artikel 5 van dit besluit, heeft na afloop van de duur van
het wachtgeld, toegekend op grond van artikel K4, tweede lid, van de Algemene
burgerlijke pensioenwet, aansluitend recht op wachtgeld. Laatstvermeld wachtgeld
gaat in op de eerste dag volgende op die waarop het wachtgeld toegekend op grond
van artikel K4, tweede lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet, is geëindigd.
Het eindigt op het tijdstip waarop het wachtgeld dat zou zijn toegekend ingevolge
artikel 5, indien het eerste lid, onder c, buiten toepassing wordt gelaten, zou zijn
geëindigd. Op de hoogte van dit wachtgeld zijn de bepalingen van artikel 7 van
toepassing in die zin dat gerekend wordt vanaf het tijdstip waarop betrokkene is
ontslagen uit de betrekking, waarvoor hij blijvend ongeschikt is verklaard.
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1Aan het eerste lid wordt de volgende zin toegevoegd:
Voor de bepaling van dit bedrag wordt een vermindering van het wachtgeld ingevolge
het bepaalde in artikel 16, eerste lid, niet in aanmerking genomen.
2. Het tweede tot en met vijfde lid wordt vernummerd tot derde tot en met zesde lid.
3. Het nieuwe tweede lid komt als volgt te luiden:
2. Ten aanzien van de belanghebbende aan wie een wachtgeld is toegekend en die
wegens blijvende ongeschiktheid uit hoofde van ziekten of gebreken ontslag is
verleend uit de betrekking die hij gedurende de met recht op wachtgeld doorge
brachte tijd bekleedde en waarin hij ambtenaar was in de zin van de Algemene
burgerlijke pensioenwet, worden inkomsten bedoeld in het eerste lid als volgt
verrekend. De inkomsten - ter hand genomen met ingang van of na de dag
waarop het ontslag plaatsvond uit de betrekking die door betrokkene als wachtgel
der werd vervuld, worden verrekend over de maand waarop zij betrekking
hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.
In afwijking van het gestelde in het eerste lid, geschiedt deze verrekening op
zodanige wijze dat het oorspronkelijk toegekende wachtgeld wordt verminderd
met het bedrag waarmee het pensioen al dan niet aangevuld met een wachtgeld of
uitkering, vermeerderd met de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf
met inbegrip van de oorspronkelijk toegekende uitkering de oorspronkelijke
bezoldiging overschrijdt. Indien na die vermindering een bedrag aan overschrij
ding van de bezoldiging resteert, wordt het aanvullende wachtgeld of de aanvul
lende uitkering verminderd met het resterende bedrag aan overschrijding.