H 1-36 TOELICHTING ALGEMEEN
een overgangsbepaling opgenomen dat de eerste volzin van artikel 3, eer
ste lid, vervalt indien het kaderwetsvoorstel in werking treedt. Op grond
van het huidige zesde lid van artikel 4 van de Arbeidsomstandighedenwet
kunnen, indien dat door bijvoorbeeld technische ontwikkelingen die op het
moment van de totstandkoming van dit besluit niet zijn te voorzien, nood
zakelijk zou blijken te zijn, nadere regels worden gesteld die in het bijzon
der betrekking hebben op eventuele risico's voor het gezichtsvermogen en
de problemen van lichamelijke en geestelijke belasting die samenhangen
met arbeid aan een beeldscherm. Thans is echter niet zoals de Arboraad
wenselijk acht, aan te geven of, en zo ja wanneer, de minister nadere regels
op grond van artikel 4, zesde lid, zal geven.
Artikel 6 van de richtlijn behelst de verplichting tot voorlichting aan de
werknemers over alle aspecten van veiligheid en gezondheid op hun werk
plek, en in het bijzonder de maatregelen genomen ter uitvoering van de
richtlijn zelf. Daarnaast moeten de werknemers een opleiding krijgen be
treffende de wijze van het gebruik van de werkplek, voordat zij voor het
eerst de betreffende arbeid gaan verrichten, en voorts telkens wanneer de
organisatie van de werkplek ingrijpend wordt gewijzigd. Artikel 6 van de
Arbeidsomstandighedenwet regelt deze verplichtingen met betrekking tot
adequate voorlichting en opleiding op afdoende wijze. Zonodig kunnen
ook hier, indien dat in de toekomst wenselijk zou blijken te zijn, op grond
van het vierde lid van dit artikel nog nadere regels worden gesteld met
betrekking tot opleidingen en voorlichting in het kader van arbeid aan een
beeldscherm.
Artikel 8 van de richtlijn regelt raadpleging en medezeggenschap van de
werknemers omtrent de aangelegenheden die onder de richtlijn, met inbe
grip van de bijlage, vallen. Dit artikel verwijst naar artikel 11 van de kader
richtlijn, dat verplicht tot raadpleging en evenwichtige deelneming van
werknemers overeenkomstig de nationale praktijk. Aan deze verplichting
wordt reeds voldaan door de wijze waarop in de Arbeidsomstandigheden
wet de betrokkenheid van de werknemer is geregeld en door de Wet op de
ondernemingsraden (Stb. 1971, 54). Indien de arbeidsinspectie de wijze
van naleving van een voorschrift niet bevredigend vindt, kan het districts
hoofd (gedefinieerd in artikel 1, vierde lid, van de Arbeidsomstandighe
denwet) gebruik maken van zijn bevoegdheid om een eis te stellen betref
fende de wijze waarop aan deze bepalingen moet worden voldaan (artikel
36, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet). De werkgever is op
grond van artikel 36, vijfde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet ver
plicht de eis na te leven. Tegen een eis kan overigens bezwaar worden aan
getekend bij de Minister, die beslist na advies terzake van de Arboraad.
AW 44/37 H 1-36 toel. alg.-3
i
i
1
I