2 Raadsbesluit vervolg/203 Artikel III Artikel 10 wordt geschrapt. In de plaats daarvan wordt een nieuw artikel vastgesteld, luidende als volgt: De belasting wordt niet geheven ter zake van honden: 1. die dienen ter waarschuwing van alleenwonende doven, waarvan uit een medisch advies blijkt dat de houder doof is; 2. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden; 3. die door de "Stichting sociale honden voor gehandicapten Nederland" als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld; 4. die in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de "Stichting Koninklijk Nederlands Geleidehonden Fonds" en de "Stichting sociale honden voor gehandicapten Nederland" in opleiding zijn als respec tievelijk blindengeleidehond en gehandicaptenhond; 5. die in een hondenasiel verblijven, indien de eigenaar van een dergelijke inrichting houder is van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming (Wet van 25 januari 1961, Stb. 19); 6. die door politie-ambtenaren met toestemming van de korpschef van de politie regio Midden en West Brabant worden gebruikt bij de uitoe fening van hun dienst of met diens toestemming in dressuur zijn; 7. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, met dien verstande dat het tijdstip van ingang van heffing krachtens deze verordening 1 januari 1995 is. Artikel 10 Artikel IV Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 1441