Raadsbesluit vervolg/ 203
10.
12.
11.
afvoerbuizen van hemelwater of van faecale stoffen,
welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan
0,10 m buiten de gevel uitsteken;
voorwerpen van openbare nutsbedrijven;
een zonnescherm of markies, voorzover aanwezig aan
woonhuizen welke uitsluitend voor bewoning in gebruik
zijn.
Artikel 28
Wijze van 1. Met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid
heffing wordt de belasting bij wege van aanslag geheven.
2. De belasting waarop het jaartarief niet van toepassing
is, wordt bij wege van nota geheven.
Artikel 29
Ontheffing Uitsluitend voor de belasting die "per jaar" wordt geheven
kan ontheffing worden verleend. Deze ontheffing wordt ver
leend, indien de voorwerpen onder, op of boven de voor de
openbare dienst bestemde gemeentegrond worden verwijderd
vóór het verstrijken van het jaar, waarvoor de belasting
wordt geheven.
Deze ontheffing wordt berekend op zoveel twaalfde gedeelten
als het aantal kalendermaanden van het lopende jaar be
draagt, welke na het verwijderen van de voorwerpen, onder,
op of boven die grond, nog niet zijn ingegaan.
Machtiging
tot over
dracht van
bevoegdheden
Artikel 30
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd
tot het verlenen van schriftelijke toestemming met be
trekking tot het verdagen van de uitspraak op het be
zwaarschrift voor ten hoogste een jaar.
Het college van burgemeester en wethouders kan een of
meer gemeente-ambtenaren aanwijzen die in hun plaats
treden met betrekking tot de uitvoering van enige wet
telijke bepaling betreffende de heffing of de invorde
ring van de belasting.
Artikel 31
Overdracht
bevoegdheid
verzending
aanslagbil
jetten
Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat
voor de terpostbezorging of uitreiking van aanslagbiljetten
ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet
1990 (Stb. 221) voor de betrokken in artikel 212, tweede
lid, van de Gemeentewet (Stb. 1993, 611) bedoelde gemeen
teambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats
treedt.
Artikel 32
Nakoming van
verplichtin
gen
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van
de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en
in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 (Stb.
221) gelden mede jegens de door het college van burgemees
ter en wethouders aangewezen ambtenaren der gemeentelijke
belastingen.
«a