Gemeente Breda
m
Raadsvoorstel 1994/212
Registratienummer 946503192
Dienst/afdeling BD/DBKC/BJZ
Bijlage 1
Betreft: Bezwaarschriften op grond van de Algemene wet bestuursrecht
tegen het nemen van een voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening voor een terrein globaal begrensd door de
Groenedijk, Terheijdenseweg, Luikstraat, Namenstraat en Hamdijk
Inleiding
In uw vergadering van 2 juni 1994 heeft uw raad besloten een voorbe
reidingsbesluit te nemen voor een terrein globaal begrensd door de
Groenedijk, Terheijdenseweg, Luikstraat, Namenstraat en Hamdijk.
Hiertegen hebben 64 bewoners** van de Terheijdenseweg en de Hamdijk
bezwaar* gemaakt ingevolge de Algemene wet bestuursrecht
De bezwaarschriften zijn in handen gesteld van de Commissie voor
bezwaar- en beroepschriften.
Wij stellen voor om overeenkomstig het advies van de Commissie voor
bezwaar- en beroepschriften* te beslissen. Het advies is integraal
opgenomen onder de rubriek motivering/toelichting
Voorstel
1. bezwaarden niet-ontvankelijk te verklaren in hun bezwaarschriften.
Motivering/Toelichting
De Commissie voor bezwaar- en beroepschriften heeft het volgende
overwogen
Uit artikel 7:1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht volgt,
dat alleen bezwaar kan worden gemaakt door degene aan wie het recht is
toegekend tegen een besluit beroep in te stellen bij een administra
tieve rechter. Een dergelijk beroep is ingevolge artikel 8:5 van de
Algemene wet bestuursrecht niet mogelijk tegen een besluit, dat is
genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de
bijlage die bij de Algemene wet bestuursrecht hoort. In die bijlage is
onder C.2 opgenomen artikel 21, eerste lid, van de Wet op de Ruimte
lijke Ordening. Dat betekent, dat tegen voorbereidingsbesluiten geen
beroep mogelijk is. Dat betekent eveneens, dat tegen voorbereidingsbe
sluiten geen bezwaar mogelijk is.
Gezien het bovenstaande adviseert de Commissie voor bezwaar- en
beroepschriften om bezwaarden in hun bezwaarschriften niet-ontvanke-
lijk te verklaren.
Artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt, dat van het
horen van belanghebbenden kan worden afgezien, indien het bezwaar
kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarom zijn belanghebbenden niet in de
gelegenheid gesteld een mondelinge toelichting op hun bezwaren te