Gemeente Breda
Raadsvoorstel 1994/230
Registratienummer 947004866
Dienst/afdeling ROEZ/JZ
Aantal bijlagen -
Betreft: Monumentenverordening 1994
Inleiding
Door het van kracht worden van de Algemene wet bestuursrecht moeten
tal van regelingen aan deze wet worden aangepast, zo ook de uit 1983
daterende "Monumentenverordening gemeente Breda"Deze gelegenheid
wordt tevens aangegrepen om de verordening ook inhoudelijk aan te
passen.
Voorstel
Vast te stellen de Monumentenverordening 1994.
Motivering/Toelichting
Naast de aanpassing aan de Algemene wet bestuursrecht hebben wij
gemeend de verordening te moeten uitbreiden in die zin dat ook be
schermde gemeentelijke stadsgezichten, alsmede gemeentelijke archeolo
gische vindplaatsen kunnen worden aangewezen.
Het aanwijzen van beschermde gemeentelijke stadsgezichten biedt de
mogelijkheid om bepaalde ongewenste ontwikkelingen, met name ongewens
te sloop, tegen te gaan omdat binnen een beschermd gemeentelijk
stadsgezicht voor onder ander sloop een ontheffing nodig is. De
noodzaak van een dergelijke regeling is met name aanwezig nu de
administratieve rechter de bepaling in een bouwverordening dat een
sloopvergunning als bedoeld in de bouwverordening, kan worden gewei
gerd, indien het stads- of dorpsbeeld ernstig zal worden geschaad,
onverbindend heeft verklaard wegens strijd met de Woningwet.
Vorenstaande geldt mutatis mutandis ook voor de gemeentelijke archeo
logisch belangrijke plaatsen. Aangezien de archeologische vondsten
zich als regel op een grotere diepte zullen bevinden en normaal
gebruik van de gronden mogelijk te blijven maken is bepaald dat zonder
ontheffing tot een diepte van 50 cm. graafwerkzaamheden mogen worden
verricht. Zonder ontheffing kan dus bijvoorbeeld worden gespit.
Consequenties
Er kan adequater worden opgetreden tegen ongewenste ontwikkelingen
omdat het nu mogelijk is om, naast gemeentelijke monumenten, ook
beschermde gemeentelijke stadsgezichten en gemeentelijke archeologi
sche vindplaatsen aan te wijzen en dus te beschermen.