5 Raadsbesluit vervolg/230 die waarop de termijn is geëindigd, waarbinnen tegen dat besluit een bezwaarschrift kan worden ingediend. 2. Het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit tot afvoering van een beschermd monument van de gemeentelijke monumentenlijst heeft schorsende werking. 3. Indien op een bezwaarschrift wordt besloten tot intrekking van een besluit tot plaatsing van een monument op de gemeentelijke monumen tenlijst treedt dit besluit, voor wat betreft de intrekking, in werking op de dag volgende op die waarop de termijn, waarbinnen daartegen beroep kon worden ingesteld, is geëindigd. 4. Indien naar aanleiding van de uitspraak op een beroepschrift wordt besloten tot intrekking van een besluit tot plaatsing van een monument op de gemeentelijke monumentenlijst treedt dit besluit, voor wat betreft de intrekking, in werking op de dag volgende op die waarop de termijn, waarbinnen daartegen beroep kan worden ingesteld, is geëindigd. HOOFDSTUK III: VERGUNNING MET BETREKKING TOT BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN Artikel 11 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument af te breken, danwel geheel of gedeeltelijk te beschadigen, te bekladden of te vernielen. 2Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften: a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; b. een beschermd gemeentelijk monument te herstellen of te gebrui ken op een wijze waarop het wordt ontsierd of in gevaar ge bracht. 3. Geen vergunning is nodig voor het herstellen, afbreken of wijzigen van een beschermd gemeentelijk monument ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders. Artikel 12 Een vergunning als bedoeld in artikel 11, tweede lid, wordt bij burgemeester en wethouders aangevraagd. Artikel 13 1. Burgemeester en wethouders beslissen, gehoord de commissie, op een aanvraag om vergunning binnen twee maanden na de dag, waarop de aanvraag is ontvangen. 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste twee maanden verlengen. 3. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van het beschermde gemeentelijk monument voorschriften verbinden aan de vergunning.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 1660