6 Raadsbesluit vervolg/230 Artikel 14 1. Een vergunning als bedoeld in artikel 11, tweede lid, treedt pas in werking nadat de termijn waarbinnen daartegen een bezwaarschrift kon worden ingediend, is verstreken. 2. In het geval binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, een of meer bezwaarschriften zijn ingediend, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de vergunning in aansluiting op de in het eerste lid genoemde termijn buiten werking blijft tot nadat er zes weken zijn verstreken na de beslissing op die bezwaarschriften. Artikel 15 Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning als bedoeld in artikel 11, tweede lid, intrekken: a. indien blijkt, dat de vergunning tengevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend; b. indien binnen zes maanden na dagtekening van de vergunning geen begin met de werkzaamheden is gemaakt; c. indien tussen het begin en het einde van de werkzaamheden deze werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van zes maanden stilliggen; d. indien de aan de vergunning verbonden voorschriften niet worden nageleefd; e. indien de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen. HOOFDSTUK IV: BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN Artikel 16 1. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de ingediende bezwaren naar de commissie, na afloop van de termijn van veertien dagen, genoemd in artikel 12, tweede lid, van de Monumen tenwet 1988. 2. De commissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen twee maanden na de datum van verzending van het afschrift. 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de commissie geacht positief geadviseerd te hebben. HOOFDSTUK V: BESCHERMDE GEMEENTELIJKE STADSGEZICHTEN

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 1661