co's bij Breda NO en Breda ZO inclusief de reservelocatie, als een uitbrei dingslocatie op de langere termijn. Planologisch wordt dit in het plan niet onmo gelijk gemaakt. Bij het zoeken naar woningbouwlocaties is het van belang dat er een verschei denheid aan woonmilieus wordt gecreeerd en dat tevens de locaties zowel ruimtelijke diversiteit zullen krijgen, maar dat ook enige diversiteit ontstaat naar inkomensgroepen. Woningen in de sociale sector hebben voor de lagere inko mensgroepen vaak nog een te hoge huur. Deze lagere inkomensgroepen zullen daardoor veelal aangewezen zijn op de goedkopere woningen in de bestaande voorraad. Met het oog op de toekomstige samenstelling van de bevolking zal in die segmenten gebouwd moeten worden waar structurele tekorten te ver wachten zijn. Het "Trendrapport Volkshuisvesting 1992 Noord-Brabant" (april '93) geeft in zicht in de kwalitatieve woningbehoefte op middellange en lange termijn op regionaal niveau. Bij de invulling van de behoefte mag deze niet alleen vertaald worden in nieuwbouw. De mogelijkheden die het woonruimteverdelingsbeleid biedt, alsmede het aanpassen van bestaande gebouwen en terreinen voor bewo ning (kloosters, kazernes, bedrijven, scholen, enz.) verdienen nadrukkelijk de aandacht voordat kan blijken hoeveel en welke type nieuwbouw noodzakeijk is. Uitgangspunt bij de strategische nieuwbouw is voor Breda uiteraard de be staande voorraad. Strategische nieuwbouw is voor Breda ook een instrument om de scheefheid te bestrijden en vergt dus maatwerk op buurt- en wijkniveau. Het woonruimteverdelingsbeleid, genoemd als beleidsinstrument, kent echter zijn beperkingen, onder anderen door het IHS-fiatteringsbeleid. Ten aanzien van het aanpassen van bestaande gebouwen en terreinen wordt wel heel lichtvaar dig omgegaan met de waarde die dit zou kunnen hebben voor mogelijke nieuw bouw op korte termijn. De procedures die gemoeid zijn met de bestemmingswij zigingen vergen in de praktijk meer tijd en inspanning dan hier wordt gesugge reerd. Dit neemt niet weg dat hier extra aandacht aan wordt besteed. Samengevat; - Breda zal de geboden planologische mogelijkheden en flexibiliteit optimaal benutten en verwacht daarbij alle medewerking. - Breda blijft gezien de woning- bouwbehoefte en te risico's met betrekking tot de capaciteit van de locaties Breda NO en Breda ZO pleiten voor het concreet aangeven van een woning bouwlocatie Prinsenbeek van 3000 woningen binnen de planperiode. 2. Bedrijventerreinen (3.2.2 en 4.2.2) Voorontwerp: In het uitwerkingsplan wordt uitgegaan van een additionele behoefte van ca. 120 hectare bedrijf sterreinen voor de periode 1993-2005 (waarvan 70 ha B-terrein en 50 ha C-terrein). Ons College gaat uit van een grotere behoefte. Daarbij wordt verwezen naar de bijlagen 1 en 2. Aangezien het Uitwerkingsplan eveneens ruimte aangeeft voor de verstedelijking na de planperiode moet de consequentie daarvan in de vorm van behoefteramingen in het plan worden verwerkt. Op de volgende bedrijvenlokaties kunnen ontwikkelingen plaatsvinden volgens het uitwerkings plan: - Hoogeind 40 ha B-terrein - Vosdonk West 20 ha B-terrein - Weststad III 70 ha C-terrein Ons College is van mening dat de in het Regionaal Ontwikkelingsperspectief (ROP) aangegeven potentie van de A16 moet worden vertaald in de ontwikkeling van bedrijvigheid langs deze weg binnen de planperiode. Met name denkt Breda hierbij aan het ontwikkelen van een lokatie ten noorden van Prinsenbeek in samenhang met de woningbouw en een afslag aan de A16. De 40 ha. bedrijventerrein bij Hoogeind wordt door ons College onderschreven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 1743