Gemeente Breda Raadsvoorstel 1994/243
Registratienummer 947602804
Dienst/afdeling MD/MV
Aantal bijlagen Geen
Betreft: Voorstel om het op 30 juni 1994 vastgestelde plan ter
beperking van de ammoniakdepositie en -emissie, veroorzaakt door
veehouderijbedrijven, te laten gelden als gemeentelijk plan ingevolge
de Interimwet ammoniak en veehouderij
Inleiding
Op 26 augustus 1994 is de Interimwet ammoniak en veehouderij in
werking getreden. Aanleiding van deze wet vormde de jurisprudentie van
de Raad van State inzake milieuvergunningen voor veehouderijbedrijven.
Dergelijke aanvragen om een milieuvergunning dienden voorheen getoetst
te worden aan de richtlijn Ammoniak en VeehouderijDeze richtlijn
hield geen rekening met de achtergronddepositie van ammoniak. De Raad
van State was daarom de mening toegedaan dat toetsing aan de richtlijn
alléén onvoldoende was en vernietigde daardoor de milieuvergunningen
voor veehouderijbedrijven.
Deze ontwikkeling vormde de aanleiding van de nu in werking getreden
Interimwet ammoniak en veehouderij
De Interimwet moet ten opzichte van de Wet milieubeheer als een
specifieke regeling gezien worden, hetgeen inhoudt dat de beoordeling
van vergunningaanvragen -wat de ammoniakdepositie betreft- alleen mag
plaatsvinden op de bij of krachtens de Interimwet bepaalde wij ze
Het primaire doel van de Interimwet is om een wettelijke basis te
geven aan hetgeen voorheen per richtlijn was geregeld. Het secundaire
doel van de Interimwet heeft betrekking op het legaliseren van bedrij-
ven zonder milieuvergunning of met een ontoereikende milieuvergunning.
Bovendien geeft de Interimwet een basis voor gemeentelijke plannen.
De Interimwet stelt in artikel 8 namelijk dat de raad van een gemeente
een plan kan vaststellen ter beperking van de ammoniakdepositie op
voor verzuring gevoelige gebieden en van de ammoniakemissies die door
veehouderijen in hun gemeente worden veroorzaakt.
Artikel 9 van de Interimwet bepaalt bovendien dat het aan bedrijven,
die in zogenaamde overschotgebieden zijn gevestigd, verboden is om de
ammoniakdepositie te vergroten, tenzij de gemeente een plan heeft om
de totale ammoniakuitstoot te verminderen.
Door uw raad is het belang van een dergelijk gemeentelijk plan al in
een vroeg stadium onderkend, namelijk bij de ontwerp-tekst van de
Interimwet. Vandaar dat door uw raad op 30 juni 1994 een plan is
vastgesteld ter beperking van de ammoniakdepositie en -emissie,
veroorzaakt door veehouderijbedrijven. De strekking van het plan is
dat het beleid van de provinciale Leidraad Veehouderij en Milieu is
overgenomen als eigen gemeentelijk beleid.