De combinatie van deze omstandigheden in dergelijke gebieden is van dien
aard dat alleen een actief stimulerende aanpak van de kant van de gemeente
een kans van slagen heeft.
De inzet van subsidiërings- en financieringsinstrumenten (zowel voor
eigenaar-bewoners als eigenaar-verhuurders) zal een wezenlijk onderdeel
zijn van het aanpakscenario in deze gebieden.
8. SUBSIDIËRINGS- EN FINANCIERINGSINSTRUMENTARIUM
Zoals reeds is gesteld zijn de belangrijkste instrumenten voor uitwerking
van plannen voor verbetering van particuliere woningen in de prioriteitsge
bieden: het subsidiërings- en financieringsinstrument en het aanschrij
vingsinstrument
Waarom dit nieuwe instrument:
1. Met dit instrument kan met eenzelfde geldhoeveelheid meer productie
worden gemaakt.
2. De afgelopen jaren is gebleken (signalen uit de praktijk) dat eigena
ren in de stadsvernieuwingsbuurten problemen hebben met de financie
ring van de verbeteringreep.
3. De huidige regeling biedt geen enkele garantie dat de eigenaar nadat
het pand is opgeknapt ook in de toekomst het noodzakelijke onderhoud
zal plegen.
4. Het instrument kan zowel ingezet worden voor de verbetering van
particuliere huurwoningen als voor de restauratie van monumenten.
We gaan nader in op het subsidiërings- en financieringsinstrumentarium. De
bedoeling is bij particuliere woningverbetering het subsidiërings- en
financieringsinstrument 'subsidie op termijn' (SOT) in te zetten.
Beleidsmatig richten we ons met het SOT op de groep inkomens die met name
in het vooroorlogse bezit woont en waar de kwaliteitsachterstand het
grootst is. Op deze voorraad is het verbeterbeleid in eerste instantie
gericht (de prioriteitsgebieden). Het betreft vooral de woningvoorraad van
de kleinere particuliere woningen met een marktwaarde tussen de
120.000,- en 180.000,-.
In de huidige systematiek wordt gewerkt met een gemeentelijke subsidie a
fonds perdu van 50% van de subsidiabele kosten.
Bij het SOT-instrument wordt vooralsnog uitgegaan van een gemeentelijke
bijdrage die is gebaseerd op 40% van de subsidiabele kosten. De gemeente
kan, in vergelijking met de huidige regeling, derhalve volstaan met een
lagere bijdrage. Na 15 jaar ontvangt de eigenaar, als gevolg van rentebij
schrijvingen, afhankelijk van de rentestand ongeveer 100% van de subsi
diabele kosten.
Bij een lage rentestand zal de 100% niet worden gerealiseerd. De eigenaar
betaalt evenwel ook een lage rente over de af te sluiten lening. Bij een
hoge rentestand kan, nog steeds uitgaande van een begin bedrag gebaseerd op
40% van de subsidiabele kosten, een bedrag boven de 100% worden gegene
reerd. Bij hogere rentepercentages en een hogere gemeentelijke inzet kan de
100% SOT daarom aangevuld worden met een voorschot. Dit ter compensatie van
de hogere lasten voor de eigenaar, als gevolg van de hoge rente, over de af
te sluiten lening.
Zoals reeds eerder gesteld is de gemeentelijke inzet 40% in de prioriteits
gebieden, zowel voor eigenaar-bewoners als eigenaar-verhuurders. Binnen de
prioriteitsgebieden kan gekozen worden voor een complexmatige, een project
matige, dan wel een individuele aanpak. Bij een complexmatige aanpak wordt
de inzet van de gemeente verhoogd met 10%. Dit om de deelnamebereidheid van
de eigenaren positief te beïnvloeden. Bij een projectmatige of een indivi
duele aanpak blijft het percentage 40%.
Afhankelijk van bijzondere omstandigheden in een bepaald gebied kan afgewe
ken worden van deze percentages. De definitieve vaststelling van deze per
centages vindt plaats bij vaststelling van de projectdefinities.
7