5
Raadsbesluit vervolg/ a ^3
2. Geen belasting wordt geheven indien de heffingsmaatstaf van de
onroerende zaak blijft beneden 25.000,
3. Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar
beneden afgerond op gehele guldens.
4. Belastingaanslagen van minder dan 20,worden niet opgelegd.
5. Voor de toepassing van het bepaalde in het vierde lid wordt het
totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroeren-
de-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belas
tingaanslag.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Aangifte
1. De belastingplichtige aan wie niet binnen zes maanden na afloop
van het kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een
aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na het ver
strijken van die zes maanden bij het college van burgemeester en
wethouders een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking
van een aangiftebiljet.
2. Het formulier van het aangiftebiljet wordt bij afzonderlijk
raadsbesluit vastgesteld.
Artikel 9 Termijnen van betaling
De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan
de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand
die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede
twee maanden later.
Artikel 10 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
1. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het
verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het
verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste
een jaar.
2. Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer ge
meenteambtenaren aanwijzen die in hun plaats treden met betrek
king tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende
de heffing en de invordering van de onroerendezaakbelastingen.
Artikel 11 Verzending van aanslagen
Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de
terpostbezorging of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel
8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de betrok
ken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet (Stb. 1993, 611)
bedoelde gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats
treedt
5