Binnen de samenwerkingsovereenkomst met het NRF wordt voor eigenaren de mogelijkheid geboden om, onder bepaalde voorwaarden, ook de niet-subsidia- bele kosten te financieren. De definitieve vaststelling van de hoogte van de bijdragen van de gemeente, de differentiatie naar gebieden, etc. zal plaatsvinden bij de vaststelling van de op te stellen nieuwe subsidie-verordening. 9. BELEIDSKEUZES 9.1 Algemene criteria voor subsidie-verstrekking Vanuit het oogpunt van het efficiënt inzetten van middelen kunnen een aantal criteria/voorwaarden worden gesteld. Voor eigenaar/bewoners gelden de volgende criteria: de maximale subsidiabele kosten bedragen 70.000,(continuering huidig beleid); - de woningen dienen minimaal 25 jaar oud te zijn (huidig beleid); - de marktwaarde van de woningen (OZB-waarde) mag niet meer bedragen dan fl. 200.000, de woningen mogen niet groter zijn dan 150 m2 bruto kernoppervlak, tenzij de marktwaarde minder is dan fl. 200.000,(verbeterbeleid richt zich met name op dit marktseg ment - voldoen aan het door de gemeente opgestelde programma van eisen (huidig beleid); - de minimale subsidiabele kosten voor toepassing van het SOT-instru- ment bedragen fl. 10.000,Bij lagere bedragen worden de kosten van het afsluiten van leningen en de administratiekosten procentueel te hoog; - bij subsidiabele kosten tussen fl. 5.000,en fl. 10.000,wordt een bijdrage ineens verstrekt van 40%. In relatie tot zelfwerkzaam heid kan dit instrument, voor specifieke gebieden en afhankelijk van specifieke omstandigheden, een goed alternatief bieden voor het SOT- instrument Voor eigenaar/verhuurders gelden naast bovengenoemde criteria de volgende criteria: de maximale subsidiabele kosten voor niet-ingrijpende verbetering bedragen fl. 40.000,Dit om te voorkomen dat plannen worden ingediend met een investeringsniveau iets onder fl. 50.000,om op die manier te profiteren van het gunstiger SOT-instrument; - ingrijpende verbetering is alleen van toepassing op investeringen boven fl. 50.000,en vooroorlogse panden (beleid BWS); - de huur mag niet hoger zijn dan de maximale huurgrens uit het BWS dan wel de maximum redelijke huur (rijksbeleid/huurprijzenwet) Deze criteria gelden zowel voor de prioriteitsgebieden als voor de niet- prioriteitsgebieden. Bij complexgewijze aanpak kan hiervan afgeweken worden. In de voorstellen m.b.t. de nieuwe subsidieverordening voor het onderdeel particuliere woningverbetering zullen deze voorwaarden nader worden uitgewerkt. 9.2 Niet-aangewezen gebieden Tot nu toe hebben we stilgestaan bij gebieden met aantoonbare kwali- teitsachterstanden. Daarnaast hebben we te maken met gebieden welke een redelijke tot goede kwaliteit hebben. Ook in deze gebieden kunnen slechte woningen gelegen zijn. De uitstraling van deze woningen op het totale gebied is echter van dien aard dat we niet van een achterstandsgebied hoeven te spreken. 8

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 206