Tevens kunnen we veronderstellen (praktijkervaring) dat het merendeel van de eigenaren - in tegenstelling tot die van prioriteitsgebieden - veelal wel bereid en in staat is om zonder ondersteuning uitvoering te geven aan de gewenste vorm van instandhouding van de kwaliteit van hun bezit. Met het oog op de gelijkberechtiging van woningeigenaren ligt het in de rede om de eigenaren van bovengenoemde slechte woningen, die niet voor een actieve aanpak in aanmerking komen, mee te laten profiteren van de facili teiten die het NRF biedt. Het gaat hier om woningen met een kwaliteitsniveau dat ligt onder het minimum niveau van het Bouwbesluit. Verbetering van deze woningen kan een uitstralingseffect hebben op woningen in de omgeving. In de uitvoerings praktijk van de particuliere woningverbetering is er veelvuldig sprake geweest van dit effect. Als faciliteit kan gedacht worden aan een gemeentelijke inzet van 25% in de niet-aangewezen gebieden (25% SOT). Gezien de potentiële investeringsbehoefte is het voorstel om van het jaarlijkse budget ten behoeve van particuliere woningverbetering, een deelbudget van fl. 400.000,af te zonderen voor subsidie-aanvragen uit de niet-aangewezen gebieden. Geconcludeerd kan worden dat er in de niet-aangewezen gebieden geen specifieke gemeentelijke stadsvernieuwings- c.q. volkshuisvestingsdoelen worden geformuleerd. De eigen verantwoordelijkheid en de marktwerking staan in deze gebieden centraal. Om eerder genoemde redenen en om geen al te grote breuk met het huidige beleid te laten ontstaan (thans komt de hele stad in aanmerking)wordt voorgesteld om voor de niet-aangewezen gebieden een deelbudget beschikbaar te stellen.- Uit recent onderzoek is gebleken dat van de beschikbare subsidiemiddelen in 1992 ca. 88% is verstrekt aan panden buiten de aan te wijzen prioriteitsge bieden. In 1993 bedroeg dit percentage 70%. Het niet honoreren van subsidie-aanvragen uit de niet-aangewezen gebieden zou tot een niet onaanzienlijke teruggang leiden in de aanpak van slechte panden met een kwaliteitsniveau beneden het minimumniveau van het Bouwbe sluit. Eind 1994 wordt opnieuw bekeken of bovenbeschreven beleid (d.w.z. 25% SOT voor de niet-aangewezen gebieden) moet worden gecontinueerd. 10. CONCLUSIES In deze notitie "Beleidsontwikkeling beheer particuliere voorraad" is een kader weergegeven. De belangrijkste toekomstgerichte instrumenten zijn het subsidiërings- /financieringsinstrument (SOT) en het activeren van het aanschrijvings- beleid. Een subsidiërings- en financieringsinstrument waarmee twee doelen kunnen worden gerealiseerd: - het oplossen van het knelpunt van de financiering; - een controleerbare prikkel voor toekomstig onderhoud. Met het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst met het NRF beschikt de gemeente Breda over een belangrijk instrument voor de verbetering van particuliere woningen en de restauratie van monumenten. Het aanschrijvingsinstrument is noodzakelijk als stok achter de deur voor die eigenaren die niet willen meewerken. Dit is met name van belang in de prioriteitsgebieden. Daarnaast gaat van het aanschrijfinstrument een pre ventieve werking uit. Een aantal andere instrumenten, met name met een preventieve werking, zullen de komende periode nader uitgewerkt moeten worden, b.v. beleid t.a.v. splitsen van woningen maar ook een goed voorlichtingsbeleid. 9

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 207