2 Raadsvoorstel vervolg/ 295 Motivering/Toelichting Zoals reeds in de inleiding vermeld, heeft de gemeente Breda reeds vanaf 1958 garanties verstrekt voor de betaling van rente en aflossing van hypotheken welke gesloten worden t.b.v. de aankoop van een eigen woning. Deze garantie werd verleend in de vorm van borgtocht. Indien er bij een gedwongen verkoop een tekort ontstond, heeft de gemeente Breda in eerste instantie dat tekort dus aan de geldgever voldaan, waardoor de hypotheek geroyeerd kon worden. Voor zover het een garantie met rijksdeelneming betrof, wat in de meeste gevallen zo was, kon de gemeente deze verliezen declareren bij het rijk dat voor 50% in dat verlies deelnam. De invordering van de schuld die de gedupeerde t.o.v. de gemeente heeft, is volgens de eerder genoemde rijksregeling een taak van de gemeente. Van de eventueel ingevorderde bedragen dient 50% aan het rijk terugbetaald te worden. In totaal heeft de gemeente Breda vanaf 1958 tot heden bijna 16.000 garanties verstrekt (waarvan per 31-12-93 het aantal openstaande leningen nog 7470 bedroeg tot een totaal bedrag van f 926.894.864, In diezelfde periode bedroeg het aantal verliezen in totaal 79 tot een bruto bedrag van f 2.669.544,dit is gemiddeld per verkoop ca f 33.800,Afgezet tegen het aantal afgegeven garanties bedraagt het aantal verliezen nog geen half procent. Ten opzichte van het totaal gegarandeerde bedrag is genoemd verlies slechts een fractie van dat bedrag De gemeente Breda heeft gepoogd de vorderingen i.v.m. betaalde verlie zen te verhalen op de schuldenaren. In een aantal gevallen is dat - gedeeltelijk - gelukt, in veel gevallen was dat niet mogelijk. In de loop der jaren is reeds een viertal vorderingen - in verband met overlijden van de schuldenaren - oninbaar verklaard en afgeboekt. Eén vordering is tegen betaling ineens van f 10.000,tegen finale kwijting afgeboekt. De invordering van garantieverliezen is tot nu toe een moeizame zaak gebleken. Bijna altijd was er sprake van een zeer complexe schuldsitu atie, waardoor het treffen van een betalingsregeling een al te simpele oplossing bleek. Bovendien was er tot 1990 bij het rijk een onduide lijk standpunt over de periode waarover de betalingsregeling zich zou moeten uitstrekken. Geadviseerd werd deze te "beperken" tot 10 jaar, maar in feite kon de schuld levenslang blijven bestaan; van enig perspectief voor de schuldenaar was dus geen sprake, hetgeen het treffen van een schuldregeling uitermate bemoeilijkt. Per 1-1-1991 heeft het rijk duidelijkere richtlijnen in de regeling opgenomen, o.m. het advies om bij de invordering de gedragscode van het NWK (Neder landse Vereniging van Volkskrediet) te volgen. Deze gedragscode houdt als invorderingstermijn een periode van maximaal 36 maanden aan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 2089