2. Inleiding
Een van de beleidscirkels van de sociale vernieuwing is: arbeid, scholing en inkomen.
Daarin nemen de sluitende aanpak van de (jeugd)werkloosheid en het voorkomen en
opheffen van langdurige werkloosheid een centrale plaats in.
Om die doelstellingen te kunnen realiseren dient aan een aantal (rand)voorwaarden te
worden voldaan:
1. De gemeente, als uitvoerder van sociale voorzieningen, moet -voor wat de
uitvoeringspraktijk betreft- meer uitstroomgericht gaan werken.
Teneinde gemeenten hiertoe te stimuleren, werden extra financiële middelen in
het vooruitzicht gesteld, de zogenaamde "bij stands-incentive middelen"
Aan de gemeente Breda werd over de jaren 1990 (op grond van de Bijdragerege
lingen 1990 en 1991 Incentive Algemene Bijstandswet) respectievelijk een bedrag
van f. 805.000,== (1990) en een bedrag van f. 230.302,= (1991) ter beschikking
gesteld.
Deze bedragen zijn opgenomen in de reserve sociale vernieuwing.
2. De samenwerking tussen gemeente en arbeidsvoorziening moet worden verbeterd
en, waar nodig, worden versterkt.
In de circulaire van 30 september 1991 (DGSZ/SZ/BV/UKB/WSV/u-13149) pleit de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid sterk voor het tot stand brengen van
(regionale) samenwerkingsverbanden tussen gemeenten en arbeidsvoorziening op
uitvoerend niveau.
Ook in het wetsvoorstel tot herinrichting van de Algemene Bijstandswet (ABW) worden
uitstroomgericht werken en samenwerking tussen arbeidsvoorziening en gemeente,
opnieuw en nadrukkelijk als (wettelijke) taken van de gemeente aangewezen.
3. De afstand tussen gemeente en arbeidsvoorziening
Door tal van ontwikkelingen, zowel intern als extern, was de uitvoeringspraktijk van de
gemeentelijke sociale dienst in de loop der tijd steeds meer opgeschoven in de richting
van het enkel zorgen dat mensen tijdig en rechtmatig een uitkering kregen. Onder de
druk van die omstandigheden was de aandacht voor het bevorderen van de zelfstandige
bestaansvoorziening van uitkeringsgerechtigden, geleidelijk aan op de achtergrond
geraakt. Daarnaast waren er, vanwege de slechte situatie op de arbeidsmarkt, betrekke
lijk weinig mogelijkheden voor bemiddeling naar betaalde arbeid.
Als gevolg van deze ontwikkelingen was er geleidelijk aan een steeds grotere afstand
ontstaan tussen de gemeente (als uitvoerder van sociale voorzieningen) en Arbeidsvoor
ziening (als bemiddelaar naar betaalde arbeid). Beide organisaties konden betrekkelijk
weinig voor elkaar en voor hun gemeenschappelijk cliënten betekenen.
Het beleid gericht op sociale vernieuwing is een belangrijke impuls geweest om stappen
te ondernemen om deze kloof te verkleinen en -zo mogelijk- te overbruggen. Het belang
daarvan werd zowel door de gemeente als door arbeidsvoorziening onderkend.
Naast de afstand tussen de uitvoeringsorganisaties enerzijds, was er anderzijds het
Evaluatie uitstroomgericht werken/samenwerking GSD-Arbeidsbureau
Stafeenheid Ontwikkeling GSD
- 8 -