en een looptijd van één jaar.
Het doel van het samenwerkingsexperiment was:
een goed inzicht te krijgen in de inhoudelijke en uitvoeringsconsequenties
van de methodiek van de individuele trajectbegeleiding;
inzicht te verkrijgen in eventuele belemmerende factoren en daarvoor
oplossingen te vinden, teneinde de voorwaarden te scheppen om de
trajectbegeleiding op termijn te kunnen integreren in de reguliere taken
van de consulenten van het arbeidsbureau en de contactpersonen van de
GSD.
Een ad hoe werkgroep (bestaande uit één medewerker van het arbeidsbureau en
één medewerker van de GSD) kreeg de opdracht om op zo kort mogelijke
termijn de uitvoeringsaspecten met betrekking tot voornoemd project in beeld te
brengen.
3. Op 25 februari 1992 werd door de hiervoor onder 2 genoemde werkgroep de nota
"Samenwerking, informatie-uitwisseling, experimenteel samenwerkingspro
ject gemeentelijke sociale dienst - arbeidsbureau", aangeboden aan de direc
teuren van de beide organisaties.
In dit document werd gedetailleerd aangegeven welke uitvoeringsaspecten in het
project aan de orde waren en op welke wijze daaraan vorm en inhoud kon
worden gegeven.
4. Op 24 maart 1992 besloot het college:
voornoemde nota voor kennisgeving aan te nemen;
de directeur van de GSD te machtigen om -op basis van de in de nota
geformuleerde uitgangspunten- de samenwerking met het arbeidsbureau
Breda aan te gaan;
Als operationele doelstelling voor het experimenteel samenwerkingsproject werd
geformuleerd: het in het experimentele jaar (mei 1992 - mei 1993) per functiona
ris opzetten van 75 individuele trajectplannen.
Daar vanuit de GSD 4 contactpersonen voor dit project werden ingezet, beteken
de dit een operationele doelstelling van totaal 300 trajectplannen.
5. Voornoemde nota werd op 9 maart 1992 besproken in het management-team van
arbeidsvoorziening. Dat team concludeerde dat de notitie, wat betreft de concrete
uitwerking van de samenwerking, te ver ging. Voorgesteld werd om een aantal
functionarissen van arbeidsvoorziening en van de gemeente een kader voor
samenwerking te laten opstellen. Daarna zou het voorstel op onderdelen verder
uitgewerkt kunnen worden.
6. De directeur van de GSD was van oordeel dat met de nota van 25 februari 1992
voldaan was aan de in de intentieverklaring van 1 november 1991 neergelegde
opdracht. Die nota vormde naar zijn oordeel een voldoende basis om met de
uitvoering van de samenwerkingsafspraken te starten.
De overheidsgeleding in het regionaal bestuur arbeidsvoorziening deelde deze
mening. De betreffende nota, .die in eerste aanleg was aangeboden aan de
regionaal directeur arbeidsvoorziening, werd op 10 april 1992 aangeboden aan
het regionaal bestuur arbeidsvoorziening Breda e.o..
Aan het RBA werd verzocht op zo kort mogelijke termijn haar visie op de
Evaluatie uitstroomgericht werken/samenwerking GSD-Arbeidsbureau
Stafeenheid Ontwikkeling GSD
- 11 -