III De vervoerder mag slechts kosten maken c.q. betalingen verrichten ten laste van deze reserve nadat toestemming van burgemeester en wethouders i6 verkregen. - 3 - A. De in het derde lid genoemde prestatie-eenheden worden gespecificeerd naar de volgende 6oorten prestaties: I ritten conform de dienstregeling; II versterkingsritten III ritten die extra gereden kunnen worden als gevolg van onvoorziene omstandigheden. Artikel E. raming van de in het vervoersplan opgenomen tekorten van het lokale openbaar vervoer 1. In het vervoersplan wordt aangegeven wat, ten tijde ven het opstellen daarvan, de kosten per prestatie-eenheid zijn en hoe de verdeling is over vaste en variabele kosten. 2. Voor de berekening van de kosten per prestatie-eenheid wordt uitgegaan van de methodiek van het URS. 3. Voor de berekening van de tekorten voor het eerste jaar waarvoor het vervoersplan geldt, worden de totale kosten verminderd met: I de te verwachten opbrengsten uit het reizigersvervoer II de opbrengsten uit reclame zoals deze taakstellend door het ministerie van verkeer en waterstaat zijn vastgesteld. Artikel F bijstelling van de uitgangspunten uit het vervoersplan en vaststelling van de dienstregeling 1. Zodra de rijksbijdrage voor het lokaleopenbaar vervoer voor enig jaar bekend is, beziet de vervoeronderneming of de toegekende rijksbijdrage toereikend is om het in het vervoersplan voorziene produktieniveau alsmede de recente ontwikkelingen in de stadsdienst uit te voeren. Indien de toegekende rijksbijdrage niet toereikend is doet de vervoer onderneming, binnen 2 maanden nadat de rijksbijdrage bekend is ge worden, voorstellen tot wijziging van het vervoersplan aan burgemeester en wethouders teneinde het produktieniveau en de daaraan verbonden •kosten in evenwicht te brengen met de toegekende rijksbijdrage. 2. Nadat burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de voorstellen ex lid 1 van dit artikel, biedt de vervoeronderneming, uiterlijk 13 weken daarna, een concept-dienstregeling aan. Het bovengenoemde besluit van burgemeester en wethouders dient gezien te worden als een aanwijzing ex artikel 37 van het besluit. 3. I De in de rijksbijdrage beschikbaar gestelde middelen voor infra structurele voorzieningen worden door de ve'rvoerder gereserveerd. Voor elk begrotingsjaar geeft de vervoerder op welke kosten door hem gemaakt moeten worden voor onderhoud, instandhouding en vernieuwing van de infrastructuur ten behoeve van het openbaar vervoer. II De vervoerder mag ten laste van deze reserve slechts kosten maken c.q. betalingen verrichten voor doeleinden welke overeenstemmen met de definitie '"tekort lokaal openbaar vervoer' zoals dit i6 gedefinieerd in artikel 71 van het besluit (vrije beheersruimte)

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 362