Artikel H
doorlopen van het vervoersplan
Wanneer na afloop van de looptijd van het vervoersplan nog geen overeenstem
ming i6 bereikt over een nieuw vervoersplan, wordt het oude vervoersplan
geacht door te lopen tot partijen alsnog overeenstemming hebben bereikt,
onverminderd het bepaalde in artikel 0 lid A sub II.
Artikel I gemeentelijke en andere bijzondere tarieven
1. Wanneer de gemeente, op grond van de bevoegdheid die artikel 45 van het
besluit verleent, eigen tarieven wenst in te voeren, dan wordt dienaan
gaande overleg gevoerd met de vervoerondernemingDaarbij worden in
ieder geval afspraken gemaakt over:
I de verkrijgbaarheid van de gemeentelijke plaatsbewijzen in de
voertuigen en de verkooppunten van de vervoeronderneming;
II de eventuele geldigheid van de gemeentelijke plaatsbewijzen op de
interlokale lijnen van de vervoeronderneming binnen de grenzen van
de gemeente;
III de hoogte van de financiële vergoeding van de gemeente aan de
vervoeronderneming als bedoeld in artikel 45, lid 3 van het
besluit.
2. De in het eerste bedoelde afspraken worden opgenomen in het vervoers
plan
Artikel J betalingen van de gemeente aan de vervoeronder
neming
1. De gemeente betaalt voor het einde van een kalendermaand Bteeds één
dertiende deel van de uit artikel F voortvloeiende financiële
vergoeding. Voor het einde van de maand april wordt evenwel twee
dertiende van de uit artikel F voortvloeiende financiële vergoeding
be taald
2. De betaling geschiedt door middel van overmaking op een giro- of
bankrekening van de vervoeronderneming.
3. Indien de gemeente later betaalt dan in lid 1 van dit artikel is
aangegeven, is deze interesten verschuldigd, ter hoogte van de
creditrente op de rekening-courant van de gemeente Breda, over het
aantal dagen dat te laat betaald is. De datum van bijschrijving op de
rekening van de vervoeronderneming i6 bepalend.
4. De in lid 3 bepaalde betaling van wettelijke interesten behoeft niet te
worden betaald indien blijkt dat de maandelijkse betaling van de Staat
aan de gemeente ter zake van het lokale vervoer op een dusdanig tijd
stip heeft plaatsgevonden dat de gemeente redelijkerwij6 niet in staat
was uitvoering te geven aan het gestelde In lid 1 van dit artikel.