- 3 - RAADSVOORSTEL s vervolg 65 artikel 17 W.R.O. ingericht voor een autosloopbedrijf (met de daarbij behorende bedrijfsloods Tegen het voornemen van ons college om met toepassing van artikel 17 W.R.O. vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het bestemmingsplan Emer 1963/1 ten einde bouwvergunning te kunnen verlenen aan de heer Presscher zijn door verzoekers bezwaren ingediend. Bij besluit van ons college van 17 september 1991 hebben wij deze bezwaren ongegrond verklaard en voor een termijn van drie jaar vrijstelling verleend van de bepalingen van het vigerende bestemmingsplan Emer 1963/1.voor de vestiging van een autoslo perij met bedrijfsruimte). Wij hebben verzoekers van dit besluit bij brief d.d. 24 september 1991 in kennis gesteld. Hiertegen is door verzoekers op grond van de Wet Arob bezwaar ingediend. Bij besluit van 23 maart 1992 heb ben wij deze bezwaren ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is beroep ingesteld bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State, alsmede werd bij de voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State een schorsingsverzoek ingediend. Dit schorsingsverzoek werd afgewezen. Op het ingestelde beroep is nog geen beslissing genomen. Op 5 juni 1992 werd door ons college vergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfsruimte op het perceel Emerweg 131. Tegen het verlenen van de bouwvergunning is bezwaar ingediend door mr. van Dooren namens de heer en mevrouw van Boxtel. Tevens werd door hem een schorsingsverzoek ingediend bij de voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Op 18 juni 1993 heeft ons college de ingediende bezwaren tegen de verleende bouwvergunning ongegrond verklaard. Zoals hiervoor reeds vermeld werden de verzoeken om planschade ingediend op grond van de planologische mutatie tot stand gekomen door het vrijstelling- besluit ex. artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van ons college van 17 september 1991 voor het inrichten van een autosloopterrein met bedrijfsruimte. Zoals hiervoor reeds vermeld is tegen ons besluit van 23 maart 1992 beroep ingesteld bij de afdeling rechtspraak van de Raad van State. Door de afdeling Rechtspraak is op de ingestelde beroepen nog niet beslist. De beoogde vrijstellingsprocedure ex. artikel 17 W.R.O. is daardoor rechtens nog niet onaantastbaar geworden en kan de door verzoekers gestelde schade, wat daar overigens ook van zij, niet geacht worden een gevolg te zijn van een onherroepelijke planologische mutatie zoals vereist is voor de toepassing van artikel 49 W.R.O. Om die reden kan op grond van vaste jurisprudentie van toekenning van eventuele schadevergoeding aan belanghebbenden op grond van artikel 49 W.R.O. geen sprake zijn. De verzoeken om schadevergoeding dienen dan ook te worden afgewezen. Wel bestaat de mogelijkheid dat verzoekers zich opnieuw tot uw raad wenden nadat het vrijstellingsbesluit rechtens onaantastbaar is geworden, nu vergoeding van eventuele schade ten gevolge van een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 17 W.R.O. expliciet is opgenomen in de wettekst van artikel 49 W.R.O. De schadebeoordelingscommissie adviseert om de verzoeken van mr. van Dooren, namens de heer en mevrouw van Boxtel, Emerweg 95 te Breda en de heer A. Knijnenburg en mevrouw Siegers, Emerweg 107 te Breda af te wijzen. Met betrekking tot het verzoek van de heer van Rijen, Huifakkerstraatje 101 te Breda komt de schadebeoordelingscommissie tot het volgende advies. Vanuit de achtergevel van dë woning van de heer van Rijen heeft de daarach ter gelegen kwekerij een diepte van rond 75 meter. Direct achter deze kwekerij is het terrein gelegen alwaar destijds een tijdelijke woonwagenlo-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 434