RAADSVOORSTEL vervolg 65 catie was gevestigd en alwaar thans het autosloopterrein met de bedrijfs ruimte is gevestigd. Dit terrein grenst over een breedte van rond 55 meter aan de onroerende zaak van de heer van Rijen. Dit terrein is door een aarden wal afgescheiden van de aangrenzende percelen. Op 9 januari 1980 werd door ons college vrijstelling ex artikel 17 W.R.O. verleend van de bepalingen van het vigerende bestemmingsplan Emer 1963/1. Tegen dit vrijstellingsbesluit werd destijds bezwaar ingediend op grond van de wet Arob. Bij besluit van 19 maart 1980 hebben wij deze bezwaren onge grond verklaard. Hiertegen werd beroep ingesteld bij de afdeling recht spraak van de Raad van State. Bij uitspraak van 11 januari 1982 werd het besluit van ons college van 19 maart 1980 vernietigd. De beoogde vrijstellingsprocedure ex. artikel 17 W.R.O. is daardoor rechtens niet onaantastbaar geworden en kan de door de heer van Rijen gestelde schade niet geacht worden een gevolg te zijn van een onherroepe lijk geworden planologische mutatie zoals vereist is voor toepassing van artikel 49 W.R.O. Derhalve dient het schadeverzoek voor dit onderdeel te worden afgwezen. Uit ingesteld onderzoek is gebleken dat bij akte verleden op 10 november 1980 de heer van Rijen eigenaar werd van het perceel Huifakkerstraatje 101 c.a. Het vrijstellingsbesluit werd door ons college genomen op 9 januari 1980. De heer van Rijen had ten tijde van de eigendomsverkrijging kunnen weten, althans behoren te weten, dat voor het bewuste terrein achter zijn kweke rij, het voornemen bestond om daar tijdelijk een woonwagencentrum te vestigen Volgens vaste jurisprudentie mist daardoor artikel 49 W.R.O. toepassing (uitspraken van de afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State inzake Beljon/gemeente Valkenswaard d.d. 22 oktober 1991, De Jong/ge meente Noordwijkerhout d.d. 27 augustus 1990 en Luymes/gemeente Hellevoet- sluis d.d. 23 december 1987). Zoals hiervoor reeds vermeld is tegen het vrijstellingsbesluit ex. artikel 17 W.R.O. van ons college van 17 september 1991 bezwaar gemaakt. Deze bezwaren zijn door ons college ongegrond verklaard. Hiertegen is beroep ingesteld bij de raad van State, afdeling rechtspraak. Op de ingestelde beroepen is nog niet beslist. Hierdoor is de beoogde vrijstellingsprocedure ex. artikel 17 W.R.O. rechtens nog niet onaantastbaar geworden. Daardoor kan de door verzoeker gestelde schade, wat daar overigens ook van zij, niet geacht worden een gevolg te zijn van een onherroepelijk geworden pla nologische mutatie als vereist is voor toepassing van artikel 49 W.R.O. Op grond van vaste jurisprudentie kan van toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 49 W.R.O. geen sprake zijn. (Uitspraak inzake Brouwers/gemeente Standdaarbuiten d.d. 8-11-1989). Ook voor dit onderdeel dient het schadevergoedingsverzoek te worden afgewezen. De commissie adviseert uw raad het verzoek van belanghebbende af te wijzen. Ons college kan zich met de adviezen van de schadebeoordelingscommissie verenigen CONSEQUENTIES Juridisch Door de inwerkingtreding per 1 januari 1994 van de Algemene Wet Bestuurs recht is het Kroonberoep komen te vervallen en is de procedure zoals vermeld in de Algemene Wet' Bestuursrecht van kracht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 435