7 RAADSVOORSTEL: vervolg nr. 6 Voor de periode 1994-1995 wordt zodoende een besparing verwacht door het primaat van collectief vervoer, die per saldo (rekening gehouden met de exploitatiesubsidie aan de vervoerder, niet meer zal bedragen dan 10% van het beschikbare budget voor vervoer per auto en taxi (voor 1994 370.000,-). Deze besparing wordt grotendeels ingezet ter dekking van de overgangsregeling voor vervoersvoorzieningen 336.000,-). b. Hergebruik van aangepaste woningen Het budget voor woonvoorzieningen laat een vergoeding voor woningaanpas singen toe van gemiddeld 75% van de kosten. De vergoeding bedraagt op grond van de verordening resp. 90, 80, 70, 60 en 50 procent, afhankelijk van het inkomen. De gemiddelde vergoeding zal naar verwachting ruim 81 procent bedragen. De dekking voor de ruim 6 procent verschil wordt verwacht uit de besparing, doordat in meer gevallen zal worden verhuisd naar aangepaste woonruimte, als alternatief voor woningaanpassing. Bovendien dient de besparing uit hergebruik van woonruimte ter dekking van de hogere vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten, zoals die in de verordening is opgenomen (2 0% hoger dan in de RGSHG)Geraamd wordt dat dit deelbudget voldoende dekking biedt voor de verwachte aanspraken. c. Hergebruik van hulpmiddelen De maatregel met de meest vergaande financiële (en voor de gemeenten positieve) gevolgen is de overgangsregeling met betrekking tot de hulpmiddelen. Voor hulpmiddelen die in bruikleen zijn verstrekt door bedrijfsverenigingen en pensioenfondsen, geldt dat de verstrekking van dat hulpmiddel wordt beheerst door de regels zoals die nu luiden. Gemeenten hebben met deze bruikleenmiddelen noch financiële noch inhou delijke bemoeienis gedurende de looptijd van de bruikleenovereenkomst (in principe 5 jaar)Jaarlijks zal er sprake zijn van een toenemende verantwoordelijkheid maar eerst in 1999 wordt de situatie bereikt van een volledig gemeentelijk Wvg-bestand. Gelet op deze overgangsregeling en de beoogde besparing van kosten door hergebruik wordt verwacht dat er in 1994 geen tekort zal ontstaan. Het verschil tussen kosten en middelen op de korte termijn laat zich moeilijk inschatten. Voor 1994 wordt ingeschat dat de uitgaven 500.000,- lager zullen liggen dan het beschikbare deelbudget voor rolstoelen (de besparing uit eigen bijdragen voor deze voorzieningen is expliciet in het overzicht opgenomen, zie ook sub d) Inmiddels is duidelijk dat de kosten in de periode van 1994 tot 1999 sterk progressief zullen stijgen. Naar verwachting zullen bij een volledig bestand in 1999 de kosten van de aanspraken hoger liggen dan het besteedbare deelbudget. Verwacht wordt echter dat deze ontwikkeling door hergebruik van de voorzieningen en door de voor deze voorzieningen gevraagde eigen bijdrage tot 1999 voldoende ondervangen kan worden. d. Eigen bijdragen en afstemming op het inkomen Op grond van de verordening worden verschillende voorzieningen afhanke lijk van het inkomen vastgesteld. Bij de vervoersvoorzieningen betreft dit de eigen bijdrage voor de vervoershulpmiddelen (buitenwagens, driewielers e.d.).Bij de woonvoorzieningen betreft het de afstemming op het inkomen van de financiële tegemoetkoming voor de kosten van woning aanpassingen (zie sub b) en de kosten van zogenoemde 'roerende woonvoor zieningen' Ook voor rolstoelen wordt een eigen bijdrage gevraagd. De hierdoor optredende besparingen worden geraamd op 232.000,- Voor de berekening hiervan wordt verwezen naar de ter visie liggende notitie 'Wvg: verdeling van beschikbare middelen'De besparing is in het overzicht opgenomen onder inkomsten' Uitvoeringskosten Een aparte toelichting behoeft nog de geraamde uitvoeringskosten Het vaststellen van de benodigde personeelsformatie heeft vele hoofdbrekens gekost. Lange tijd is in de voorbereidingsgroep betreffende deelbudget in de gemeentefondsuitkering als taakstellend gehanteerd. Ook bij dit aspect geldt dat de overgedragen middelen voor uitvoering betrekking hebben op de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1994 | | pagina 51