4. Het doorstromingsfonds
75
20
30
75
20
5
in het kader van het minimabeleid extra beschikbaar te stellen teneinde de hulpverlening
in het belang van de betrokken cliënten kwalitatief op peil te houden en tegemoet te
kunnen blijven komen aan de vraag om schuldhulpverlening. De kosten van deze
formatieplaats belopen ongeveer 60.000,--. Het betreft hier een tijdelijke oplossing voor
1994. Voor 1995 zal gezocht worden naar een structurele oplossing
In 1991 werd een "Bijdrageregeling verhuis- en inrichtingskosten" van kracht - kortweg
"het doorstromingsfonds" genoemd. Deze regeling kent de mogelijkheid om maximaal
2.000,— te verstrekken als bijdrage in de kosten verbonden aan verhuizing en inrichting
aan Bredase burgers. Voor 1993 werd in de regeling een wijziging aangebracht die
verband hield met de vermogenstoets.
4.1 Gebruik van het fonds
Voor 1993 was een bedrag in het doorstromingsfonds gereserveerd van 150.000,—.
Daarbij werd uitgegaan van ongeveer 75 aanvragen. Het gebruik is achtergebleven bij
hetgeen was begroot hetgeen duidelijk moge worden uit onderstaand overzicht.
1991
1992
1993
Aantal ingediende aanvragen
73
20
30
Af te handelen uit vorig jaar
2
Totaal af te handelen
Aantal toekenningen
71
12
13
Aantal afwijzingen
4
8
11
Totaal afgehandeld
6
Uitgekeerd bedrag
143.000
20.665,54
ƒ26.111,52
Geconcludeerd kan worden, dat het gebruik van het fonds in 1993 niets dusdanig was,
dat het begroot bedrag volledig is gebruikt. Hierbij dient aangetekend te worden, dat in
1993 41 steunpuntwoningen werden gerealiseerd.
4.2. Wijziging bijdrageregeling
De bijdrageregeling 1992 kent evenals de regeling over 1993 geen overgangsbepalingen.
Dit had tot consequentie, dat bij een afwijzing over 1992 in de bezwaarschriftenprocedu
re, waarop in 1993 werd besloten, uitgegaan kon worden van de regeling zoals die voor
1993 van toepassing was. Uitgaande immers een heroverweging, hetgeen een bezwaar
schriftenprocedure impliceert, kunnen ook ambtshalve overwegingen een rol spelen. De
Commissie voor de bezwaar- en beroepschriften adviseerde derhalve ons college in twee
gevallen om alsnog over te gaan tot een gedeeltelijke vergoeding. Overweging daarbij
was, dat de regeling van 1992 geen overgangsbepalingen bevat, zodat de meest gunstige
regeling toegepast kon worden en dat was de regeling van 1993, zoals die ten tijde van
de beslissing van kracht was.
De vraag welke naar aanleiding hiervan rijst is of de bijdrageregeling in die zin moet
worden aangepast, dat overgangsbepalingen moeten worden opgenomen. Gelet op het
feit, dat het slechts gaat om twee gevallen, waarin alsnog een gedeeltelijke toekenning