3
Raadsvoorstel vervolg/ 1
Om deze reden wordt voorgesteld een derde lid aan artikel 3.3 toe te voegen.
Bij de inhoud van dit artikel-lid is geconformeerd aan hetgeen in de toelichting op artikel
3.3 reeds in het vooruitzicht werd gesteld (artikelsgewijze toelichting op de verordening,
artikel 3.3, ad 3, blz. 59).
De algemene toelichting op de verordening ligt voor U ter visie.
3. Bij het overgangsrecht in het eerste lid van artikel 3.3 wordt de vergoeding in 1995 met
10% verminderd. Bedoeld is de vergoeding terug te brengen van het 70%- naar het 60%
niveau. Uitgaande van de absolute hoogte van de vergoeding op 31-12-1994, zou een
vermindering met 10% niet tot het 60%-niveau leiden. Om die reden wordt de redactie
gewijzigd de vermindering zal 1/7 deel van het recht bedragen (1/7 deel van 70%).
4. Met betrekking tot het overgangsrecht van artikel 3.3 is inmiddels gebleken, dat de
verordening onvoldoende duidelijk is met betrekking tot de relatie tussen het in dat artikel
geformuleerde overgangsrecht en de overige bepalingen met betrekking tot de vervoersvoor
zieningen.
Om die reden is aan artikel 3.3 toegevoegd dat de overige bepalingen met betrekking tot de
vervoersvoorzieningen normaal gelden.
Dit heeft vooral betekenis voor de toepassing van het vierde lid van artikel 3.2. Daarin is
bepaald dat bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor
vervoerskosten rekening gehouden kan worden met de individuele vervoersbehoefte van de
gehandicapte en met de mate waarin een collectief vervoerssysteem in die vervoersbehoefte
voorziet. Gelet op de aanvankelijke onduidelijkheid op dit punt wordt voorgesteld om van
de mogelijkheid tot afstemming op het gebruik van collectief vervoer in ieder geval tot 1
oktober 1994 voor de gehele groep met overgangsrecht geen gebruik te maken. Met deze
beleidsregel wordt het overgangsrecht dus verder genuanceerd dan aanvankelijk de
bedoeling was.
5. Voorgesteld wordt de mandateringsbepaling van artikel 8.3, tweede lid, te verwijderen.
In dit artikel is bepaald dat burgemeester en wethouders bepaalde taken konden mandateren
aan de vakdirecteur Sociale Zaken van de dienst SAW. Deze bepaling is overbodig omdat
mandaat geen wettelijke grondslag behoeft. Beoogd wordt in dit opzicht aan te sluiten op de
huidige gang van zaken met betrekking tot beslissingen op verzoeken om sociale voorzie
ningen binnen de vakdienst Sociale Zaken, teneinde te komen tot een eenduidige uitvoering
van de verschillende sociale voorzieningen. Concreet betekent dit dat het hoofd van de
werkeenheid Wvg zal worden gemandateerd tot het beschikken op verzoeken om een Wvg-
voorziening.
Consequenties
FINANCIEEL
Slechts de hierboven onder punt 4 vermelde wijziging heeft financiële gevolgen. Door het
afzien van afstemming van de tegemoetkoming voor vervoerskosten op de mogelijkheid van
gebruik van collectief vervoer over de periode 1 april tot 1 oktober 1994 zal sprake zijn
van hogere uitgaven voor vervoersvoorzieningen. Met deze hogere uitgaven is gerekend bij
de berekening van de programmakosten WVG onderdeel vervoer en verplaatsing binnen het
budget Wvg voor 1994.