m
1995/179
GEMEENTE BREDA
RAADSVOORSTEL
Registratienummer
Dienst/afdeling
958001742
SAW/SZ
wikkeling en -borging is personele uitbreiding, ook in beleidsmatige zin,
wenselijk.
De beoogde besparing op advieskosten verloopt boven verwachting: door de
gekozen vorm van hoogwaardige intake worden meer externe adviezen ondervangen
dan verwacht. Wel wordt hierin een toename verwacht, met een mate die
parallel loopt met de instroom van aanvragen voor meer gecompliceerde ver
plaatsingsvoorzieningen.
Meer zorg geldt de afstemming met andere uitvoerders, met name die met de
zorgverzekeraar. De verschillende regelingen (Wvg resp. ZFW/AWBZ) blijken een
dermate verschillend karakter te hebben, ook in procedureel opzicht, dat
geïntegreerde behandeling resp. doorzending zeer bewerkelijk blijkt. Beoogd
wordt om deze problematiek in 1995 zo pragmatisch mogelijk aan te pakken.
Vanuit het oogpunt van cliëntgerichte dienstverlening is één loket voor
mensen een meervoudige handicap van groot belang. Immers de aandacht dient
zorggericht te zijn en die gaat dwars door de huidige regelgeving heen. Ook
in organisatorisch wordt daarom gestreefd naar 'één loket' met andere
instellingen. Er is op dit moment in Breda, getuige de plannen van de
uitvoerende instellingen op het gebied van verzorging en verpleging, een
goede voedingsbodem om een pilotproject 'geïntegreerde indicatiestelling' te
realiseren. Functies van informatieverstrekking (zorgadviseur)aanmelding,
indicatiestelling, zorgbemiddeling, -toewijzing en -effectuering kunnen
daarin bij elkaar worden gebracht.
Er dient extra geïnvesteerd te worden in voorlichting, met name gericht op de
'nieuwe doelgroep' (ouderen)Een campagne, over de volle breedte van het
voorzieningenpakket, is daarin een eerste aanzet. Voorlichting moet in
aansluiting daarop een meer structureel karakter krijgen.
2. VOORGESTELDE WIJZIGINGEN EN CONSEQUENTIES
Gelet op de bevindingen in de het eerste uitvoeringsjaar worden de hierna
volgende beleidswijzigingen voorgesteld. Per voorstel worden de financiële
consequenties aangegeven.
De kosten van de voorstellen zijn schematisch samengevat in bijlage 1. De
totale kosten van de voorstellen worden geraamd op 1.967.000,-.
Daarbij dient wel in beschouwing genomen te worden, dat de geduide verhoging
van de uitgaven voor een groot deel structurele kosten betreft. Voor de
periode tot 2000 wordt de structurele verhoging geraamd op gemiddeld
1.700.000,- per jaar, rekening houdend met cumulatieve effecten.
Meerjarenperspectief
De financiële gevolgen op termijn zijn aangegeven in bijlage 4. Uit dit
meerjarenperspectief blijkt, dat de financiering vanaf 1999 problemen geeft.
Een reserve kan tot 1998 worden opgebouwd. Uitgaande van de gegeven progno
ses, is het beleid tot 2002 betaalbaar, rekening gehouden met reserves. Er is
dus duidelijk sprake van een financieel risico op middellange termijn.
Daarbij hebben wij het volgende vastgesteld:
- de mate van dat risico is voornamelijk afhankelijk van de ontwikkeling van
de aanspraken op vervoersvoorzieningen. Vooralsnog is rekening gehouden met
een aanhoudende toename van deze kosten. Slechts in beperkte zin is
rekening gehouden met voordelige effecten van collectief vervoer, bij
gebrek aan voldoende kengetallen. Indien regionalisering van collectief
vervoer tot een sterke kostenbeheersing leidt, is het mogelijk dat geen-
resp. een verminderd risico optreedt. Bij volgende evaluaties dient dit
effect meer nadrukkelijk te worden aangegeven.
- Als uitgangspunt dient het beleid uit de structurele beschikbare middelen
betaald te worden. Vanaf 1 januari 1997 zijn deze middelen constant.
Verwacht wordt dat de uitgaven ook na deze datum zullen fluctueren. Met
name met het oog op deze fluctuaties is een reserve ingesteld. Het risico
bestaat dat vanaf 1998 de uitgaven het structurele budget te boven zullen
gaan. Derhalve zal jaarlijks de noodzaak tot bijstelling van het beleid
bezien dienen te worden.
5