1995/179
GEMEENTE BREDA
RAADSVOORSTEL
Registratienummer
Dienst/afdeling
958001742
SAW/SZ
- Mocht daarentegen ook na 1997 sprake zijn van een overschot, kan de inzet
daarvan alsdan heroverwogen worden.
Uitgaande van de nu bekende gegevens is het noodzakelijk om vooralsnog,
indachtig het financiële risico, de wijze van financiering van de uitvoering
van de Wvg (binnen de beschikbare middelen, met een egalisatiereserve) te
handhaven
21 Inkomensafhankelijkheid
Vervoer- en verplaatsingsvoozieningen en roerende woonvoorzieningen
Met name met het oog op het tegengaan van ondergebruik door de lagere
inkomensgroepen wordt voorgesteld om af te zien van een eigen bijdrage resp.
afstemming op het inkomen van gehandicapten met een inkomen tot 1,5 maal het
minimum. Het gaat daarbij om de verstrekking van hulpmiddelen in bruikleen en
om tegemoetkomingen voor aanschaf, aanpassing, onderhoud en reparatie van met
name vervoers- en verplaatsingshulpmiddelen en van roerende woonvoorzie
ningen
Hierdoor kan enerzijds een lastenverlichting worden bereikt voor dat deel van
de doelgroep, dat de lasten het minst kan dragen en anderzijds worden
bereikt, dat in 80% van de aanvragen voor deze voorzieningen een bijdragebe-
rekening achterwege kan blijven.
Tengevolge van deze maatregel worden structureel hogere kosten verwacht tot
een bedrag van 175.000,- per jaar voor de periode 1995-1996, oplopend tot
325.000,- in 1999 (bij een volledig bestand van rolstoelgebruikers). Deze
maatregel zal naar verwachting voorts leiden tot een toename van aanvragen
voor vergoeding van de kosten van kortdurend gebruik van rolstoelen door
ouderen. De extra kosten hiervan worden geraamd op 36.000,-.
Als alternatief is overwogen om af te zien van iedere vorm van afstemming op
het inkomen, resp. eigen bijdrage. De hogere kosten, oplopend van 350.000,-
tot 650.000,- in de periode tot 1999, kunnen naar verwachting in de periode
tot 1998 binnen het budget worden opgevangen, gegeven de reserve uit 1994.
Het college doet hiertoe echter geen voorstel, gelet op het hieraan verbonden
financiële risico. Dit risico treedt op na 1997, met name door de sterke
groei van het bestand rolstoelgebruikers. Of ook na dat jaar de kosten binnen
het budget blijven, hangt sterk af van de ontwikkelingen, met name op het
vervoersgebied. Bij een tegenvallend rendement van collectieve voorzieningen,
zal wellicht teruggegrepen dienen te worden naar inkomensafhankelijkheid. Het
college acht een dergelijk jojo-beleid' niet verantwoord.
Woningaanpassingen
Gelet op de gesignaleerde gevolgen voor de gehandicapte, van het niet
volledig subsidiëren van woningaanpassingen wordt voorgesteld om de subsidie
voor de laagste inkomens (tot anderhalf maal het norminkomen) op 100% te
stellen.
De subsidieschaal wordt daarbij als volgt voorgesteld:
Inkomen op minimum: 100% (was 90%)
Inkomen tot 1,5 maal minimum: 100% (was 80%)
Inkomen van 1,5 tot 2 maal minimum: 80% (was 70%)
Inkomen van 2 tot 2,5 maal minimum: 60% (ongewijzigd)
Inkomen boven 2,5 maal minimum: 50% (ongewijzigd)
Voorts wordt voorgesteld om aanpassingen aan collectieve (woon)ruimte in alle
gevallen volledig te subsidiëren.
Voor wat betreft noodzakelijke, op het individu gerichte, woningaanpassingen
in nog op te leveren aanleun-, steunpunt- en woon/zorg-complexen (collectieve
aanpassingen) wordt voorgesteld deze reeds bij de stichting te subsidiëren,
onder voorwaarde dat een eventueel niet gesubsidieerd deel niet ten laste van
(alleen) de belanghebbende huurder wordt gebracht.
De hogere uitgaven door de voorgestelde wijzigingen worden geraamd op ruim
200.000,- structureel. De ontwikkeling van de kosten op langere termijn is
nog onzeker.
6