2 Raadsvoorstel vervolg/181 1. het beroep van de maatschap Berendsen, Claassen en Mannaerts tegen de weigering van een leefmilieuvergunning ongegrond te verklaren. Motivering/Toelichting De Commissie voor bezwaar- en beroepschriften heeft het volgende overwogen. Op grond van artikel 20, eerste lid, van de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing (WSDV) is het verboden om in gebieden waarvoor een leefmilieuverordening geldt te slopen zonder vergunning van burgemees ter en wethouders (de zogenaamde leefmilieuvergunning). De le Markstraat 1 ligt in het gebied waarvoor de Leefmilieuverorde ning Binnenstad geldt. Op grond van artikel 21 van de WSDV mag een leefmilieuvergunning worden geweigerd, indien bouwvergunning kan worden verleend voor een in plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk, doch deze vergunning nog niet is aangevraagd. Een bouwvergunning voor een op de plaats van de te slopen woning op te richten bouwwerk is niet aangevraagd en zal ook niet worden aange vraagd. Immers, met de sloop beogen appellanten een open ruimte te creëren ter ontsluiting van de achterzijde van hun kantoorpand en ten behoeve van parkeervoorzieningen. Gelet op de facultatieve redactie van bovengenoemde weigeringsgrond dient in dat geval een belangenafweging plaats te vinden, in casu het belang van appellanten bij ontsluiting en parkeervoorzieningen versus het belang van de gemeente bij handhaving van de woning. In dat kader kan over het belang van appellanten op basis van de overgelegde stukken worden gezegd, dat de verkeerssituatie ter plaatse niet zodanig is, dat een noodzaak bestaat tot het realiseren van een eigen parkeergelegenheid aan de achterzijde van het kantoor van appelanten. Appellanten verkeren ten opzichte van andere in de binnen stad gevestigde kantoren of bedrijven niet in een uitzonderingsposi tie. Voor zover appellanten een beroep bedoelen te doen op het gelijk heidsbeginsel, waar zij spreken over amovatie van het pand le Mark straat 19, dient te worden opgemerkt, dat de vraag of hier sprake is van gelijke gevallen ontkennend dient te worden beantwoord. In de eerste plaats, omdat het pand le Markstraat 1 zodanig is ingebed in de stedelijke bebouwing ter plaatse dat door sloop van dat pand een gat in aanwezige bebouwing ontstaat, terwijl het pand le Markstraat 19, het hoekpand aan de andere zijde van de le Markstraat, is gesloopt ten behoeve van de bouw van kantoorruimte ter plaatse. Dit hoekpand was niet, of althans in mindere mate dan het pand le Markstraat 1, bepalend voor de beeldkwaliteit van de gehele straat. Daarnaast is de sloopvergunning voor het pand le Markstraat 19 in 1974 verleend en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 1049