2 Raadsvoorstel vervolg/ 1 1 dwongen ondergeschikt moeten worden gemaakt. Verder is in artikel 14 bepaald dat burgemeester en wethouders tenmin ste eenmaal per jaar de dienstregeling van het lokale openbaar vervoer vaststellen met inachtneming van het bepaalde in artikel 4. Daarin is aangegeven dat bij uitvoering van de Wp een afweging dient te worden gemaakt tussen de omvang en het gebruik van goed functione rend openbaar vervoer, de noodzaak van openbaar vervoervoorzieningen voor degenen die op dit vervoer zijn aangewezen, het gebruik van par ticulier personenvervoer per auto, verkeersveiligheid, ruimtelijke ordening, milieubeheer, energiegebruik en de beschikbare financiële middelen. Niet is gebleken dat burgemeester en wethouders bij vast stelling van de dienstregeling die afweging niet, onvoldoende of on voldoende zorgvuldig zouden hebben gemaakt, of dat de resultaten van die afweging niet zouden kunnen worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Zoals al eerder vermeld, lopen, gelet op de verscheidenheid in woonsi tuaties en reisdoelen de belangen van reizigers die gebruik maken van het lokale openbaar vervoer niet alleen sterk uiteen maar kunnen die belangen zelfs met elkaar in strijd zijn, terwijl het er bij dat ver voer om gaat om te komen tot grote gebundelde vervoersstromen. Indivi duele reisbelangen dienen daaraan noodgedwongen ondergeschikt te wor den gemaakt. Tegen die achtergrond is het bij vaststelling van een nieuwe dienstregeling uiteraard onvermijdelijk dat voor bepaalde rei zigers de reismogelijkheden helaas minder gunstig worden. Bij vaststelling van de dienstregeling speelt het Struktuurschema Verkeer en Vervoer, zoals dat door uw raad eind 1991 is vastgesteld, een belangrijke rol. In dat schema zijn als doelstellingen aangegeven: leefbaarheid en bereikbaarheid van de stad en dan vooral van de bin nenstad, rekening houdend met de financiële randvoorwaarden. Met die randvoorwaarden moet met name worden gedacht aan de bovengrens die de exploitatiebudgetten stellen aan het aantal lijnen, routes en frequen ties. In dat kader is het niet onbelangrijk te vermelden dat de hoogte van de bijdragen die het rijk aan gemeenten ten behoeve van de exploi tatie van het openbaar vervoer verstrekt, een dalende tendens ver toont Vervolgens wordt aandacht besteed aan de afzonderlijke beroepschrif ten. P.M. de Bruijn. Zijn beroep is met name gericht tegen het vervallen van de op een na laatste dienst van het station naar IJpelaar.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 104