2 Raadsvoorstel vervolg/ 208 is afhankelijk van het verbruik van de consument. De gemeente Breda speelt hierin een voorname rol. De gevolgen van het milieu zal niet zozeer aan de houtopstand te merken zijn. De bomen in het gebied wortelen niet zo diep dat zij in het grondwater staan. De milieuschade zal zich met name voordoen in de poelen en leemputten die in de zomer meer en langer dan voorheen droog komen te staan. De lagere organismen en amfibiën waar dit gebied rijk aan is worden dan bedreigd. De situa tie dreigt te onstaan dat de gemeente via het MEC scholen stimuleert tot het aanleggen van paddenpoelen terwijl anderzijds de gemeente verzuimt die maatregelen te nemen die het leven in de vrije natuur van amfibieën mogelijk maakt. Daarnaast is de grondwaterontrekking zo groot dat de calciumrijke kwel in onder meer de Lage Vughtpolder op termijn ernstig verminderd loopt waardoor de bijzondere vegetatie daar gevaar loopt. Over dit ver schijnsel wordt op het moment in opdracht van een projectgroep onder voorzitterschap van de provincie waarin ook het drinkwaterleidingbe- drijf en de gemeente Breda participeren een onderzoek uitgevoerd door KIWA onder de naam anti-verdrogingsonderzoek Lage Vughtpolder en de binnenpolder van Terheyden'. Het door de raad unaniem goedgekeurde GMP laat over de gevolgen voor het milieu overigens geen misverstand bestaan: "Het totaal aan grondwateronttrekking is momenteel groter dan de aanvulling via infiltrerend regen- en oppervlaktewater. Dit betekent dat op den duur de beschikbare hoeveelheid grondwater een probleem gaat vormen. Voor stad en regio zijn de effecten van de verlaging van de grondwaterstand nu al: - algehele verdroging, vooral van de natuurgebieden en bossen aan de zuidkant van de stad, zoals het Mastbos en de Krabbebossen. - ernstige plaatselijke verdroging. - het verdwijnen van aan kwel gebonden levensgemeenschappen aan de noordkant van de stad." Het GMP ziet in waterbesparing een goed middel om bij te dragen aan de bestrijding van de verdroging. Het invoeren van de rioolheffing via de watermeter is een goed middel waterbesparing te bewerkstelligen. Uit berekeningen van het Sociaal Cultureel planbureau blijkt dat door variabilisatie van het rioolrecht (en de zuiveringsheffing) een besparing van het drinkwatergebruik van 10% tot 30% bereikt kan worden. De waterleidingbedrijven en hun overkoepelende organisatie VEWIN zijn ook een groot voorstander van variabilisatie. B) Het college voerde in de beantwoording een aantal argumenten aan om niet over te gaan tot heffing van het rioolrecht via de watermeter: 1. Er wordt reeds een schijventarief bij de heffing van het riool recht gehanteerd: Dit is juist. Er bestaan vier schijven te weten: Categorie 1: tot 500 kubieke meter Categorie 2: van 500 tot 1000 kubieke meter Categorie 3: van 1000 tot 10.000 kubieke meter Categorie 4: meer dan 10.000 kubieke meter. In 1994 vielen 56.000 aansluitingen in categorie 1, 410 in catego rie 2, één in categorie 3 en één in categorie 4. Aangezien het gemiddeld verbruik van een gezin 135 kubieke meter bedraagt behoeft het geen verder betoog dat de overige categorieën voorna-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 1202