1. INLEIDING
Er zijn meerdere aanleidingen om te komen tot een ingrijpende heroriëntatie op het
Bredase welzijns- en arbeidsmarkt beleid. In willekeurige volgorde laten wij hier de o.i.
belangrijkste de revue passeren.
De gemeentelijke overheid heeft de afgelopen ruim tien jaar als gevolg van het decentra
lisatiebeleid van het rijk steeds meer directe zeggenschap gekregen over achtereen
volgens het welzijnswerk, onderwijs en arbeidsmarktbeleid. Subsidie- en financie
ringsstromen die aanvankelijk rechtstreeks van het rijk naar plaatselijke instellingen en
organisaties gingen, lopen nu via de gemeente. Beweegreden voor dit decentralisa
tiebeleid is de overtuiging dat de gemeente beter dan het rijk in staat is te komen tot
bevordering van samenhang en effectiviteit. Aanvankelijk beperkte het decentralisatiebe
leid zich tot enkele deelterreinen van het welzijnswerk. Nu zien we dat onder invloed
van de sociale vernieuwing het welzijnsbeleid feitelijk grotendeels is gedecentraliseerd.
Recent toegevoegde taken zijn de kinderopvang, maatschappelijke opvang, versla
vingszorg en de verzorging van voorzieningen voor gehandicapten. Ook op het terrein
van het onderwijs zet de decentralisatie nu door. Naast de verantwoordelijkheid voor
volwasseneneducatie en taalonderwijs komen nu ook het beleid inzake onderwijshuisves
ting. onderwijsachterstand en de onderwijsverzorging in 1997 naar de gemeente. De
nieuwe leerplichtwet geeft door deregulering gemeenten nu reeds vergaande mogelijk
heden om het vroegtijdig schoolverlaten tegen te gaan.
Bij de bestrijding van de werkloosheid krijgen gemeenten eveneens een steeds zwaardere
rol toebedeeld. In de nieuwe benadering van de sociale zekerheid zullen wij extra
inspanningen gaan leveren om mensen met een bijstandsuitkering aan werk te helpen.
Daarnaast stelt minister Melkert gemeenten in staat om naast de Banenpool en de
Jeugdwerkgarantie banen (JWG) extra arbeidsplaatsen te creëren die langdurig werklo
zen zinvol werk moeten bieden. Veel van dit "nieuwe werk" draagt bij aan de vergroting
van de kwaliteit van de samenleving en de leefbaarheid van de stad en wordt onder de
nieuwe noemer van "Het Grote Stedenbeleid" beschouwd als een voortzetting van de
sociale vernieuwing.
5
1.1. Voortgaande decentralisatie van rijksbeleid
De vergrote gemeentelijke beleidsvrijheid noodzaakt ons de soms sterk verkokerde en op
onderdelen verstarde erfenis van rijksbeleid tegen het licht te houden en daar waar
nodig te vernieuwen. Een belangrijk aandachtspunt vormt naar onze mening het
terugdringen van te sterk doorgezette institutionalisering en professionalisering. De
wensen, behoeften en eigen verantwoordelijkheden van burgers moeten het primaire
oriëntatiepunt vormen van het gemeentelijk beleid. De ondersteuning door instellingen
en beroepskrachten vormt daarvan een afgeleide.
De veranderende rol van de gemeente op het terrein van het arbeidsmarktbeleid
noodzaakt ons om de beschikbare middelen steeds meer op structureel voorzieningenni
veau in te zetten. Op deze wijze wordt maximaal resultaat gewaarborgd. Het subsidiëren
van incidentele projecten zal dientengevolge worden teruggebracht.