2. HERSTRUCTURERING WELZIJNSORGANISATIES
Een werkwijze die - meer dan tot op heden - wordt toegespitst op de specifieke
behoeften in de onderscheiden districten, heeft niet alleen gevolgen voor de manier
waarop het particulier initiatief hierop in moet spelen met activiteiten. Ook de gemeente
lijke organisatie moet zodanig zijn ingericht, dat soepel kan worden gereageerd op
uiteenlopende vragen en behoeften in verschillende delen van de stad. In dit hoofdstuk
wordt in het bijzonder ingegaan op de inrichting van het welzijnswerk (op vrijwillige én
professionele basis) in de stad.
Ons uitgangspunt is dat het districtsgewijs werken het beste tot zijn recht komt, als het
initiatief voor die activiteiten zoveel mogelijk door Bredase burgers zélf wordt genomen
en bovendien de gemeentelijke betrokkenheid en ondersteuning daarbij nauw aansluit bij
de behoeften die mensen in hun directe (woon)omgeving hebben. Vandaar dat wij ook
op het gebied van welzijn hebben gekozen voor zoveel mogelijk districtsgewijze aanpak.
Daarnaast kunnen er bepaalde beleidsvelden zijn die om een stedelijke of zelfs regionale
benadering vragen. Bijvoorbeeld daar waar Breda als centrumgemeente een verantwoor
delijkheid heeft die verder gaat dan het oplossen van knelpunten in de eigen stad of als
het doelmatiger en effectiever is om activiteiten vanuit het stedelijk niveau te benaderen.
Op dit moment wordt op grond van de Subsidieverordening Welzijn en Arbeidsmarktbe
leid 1995 en het Subsidieprogramma Welzijn subsidie verleend aan een ieder die aan de
formele criteria voldoet. Dit leidt in de praktijk tot ongeveer 500 subsidierelaties,
waarbij de subsidiebedragen variëren van enkele honderden tot enkele miljoenen
guldens.
De huidige werkwijze kent een aantal belangrijke bezwaren:
In de meeste gevallen bestaat het subsidiebedrag voor een deel uit overheadkos
ten (bestuurs-, bureau-, huisvestingskosten etc.). Als naar het totaal van subsidie
relaties wordt gekeken wordt aldus een aanzienlijk deel van het subsidiegeld niet
direct besteed aan activiteiten;
Er is feitelijk onvoldoende afstemming tussen de vele subsidieaanvragen. Als aan
formele criteria is voldaan en het gemeentelijke budget toereikend is, bestaat er
recht op subsidie. Afstemming met andere vergelijkbare, wellicht overlappende,
activiteiten vindt onvoldoende plaats. Door het ontbreken van een onderlinge
vergelijking van te subsidiëren initiatieven kan prioriteitstelling ook niet goed
plaatsvinden;
Als uitvloeisel van de huidige Subsidieverordening en subsidierichtlijnen komt
een op het district afgestemd en afgewogen activiteitenpakket tot op heden nog
onvoldoende van de grond. In ieder geval zijn onze mogelijkheden tot sturing en
stimulering van activiteiten op buurt- en wijkniveau met subsidiemiddelen te be
perkt;
Het meer districtsgewijs richten van werkzaamheden van de grote gesubsidieerde
instellingen kan door ons huidige subsidiebeleid onvoldoende worden gestimu
leerd.
2.1. Organisatorische vormgeving
2.2. Naar districtsgewijze kernactiviteiten