zijn onlangs 46 extra arbeidsplaatsen in het kader van het 40.000-banenplan (Melkert 1)
en 150 arbeidsplaatsen in het kader van het experiment met het terugploegen van
uitkeringsgelden (Melkert 2) bijgekomen. Deze laatste aantallen zullen waarschijnlijk
nog toenemen.
Omdat al deze maatregelen zich op de markt van de additionele arbeid begeven en
sprake is van deels vergelijkbare doelgroepen is sprake van ongewilde onderlinge
concurrentie. Dit is een ongewenst effect, daar deze concurrentie de effectiviteit van de
afzonderlijke maatregelen ondergraaft. Wij streven dan ook naar stroomlijning van de
verschillende vormen van additionele arbeid.
Vooruitlopend op de "stroomlijningsnotitie" van minister Melkert dient in ieder geval
goede samenwerking en afstemming te bestaan tussen de verschillende uitvoeringsorga
nisaties. Ook uit efficiency-overwegingen zullen wij de komende periode onderzoeken of
één uitvoeringsorganisatie voor additionele arbeid mogelijk is.
De gemeente krijgt in het kader van het activerend arbeidsmarktbeleid steeds meer eigen
verantwoordelijkheden. Hierdoor zullen wij beter in staat zijn om binnen de kaders van
een integrale en een districtsgewijze aanpak afstemming te vinden met het activerend
sociale zekerheidsbeleid en het activerend welzijnsbeleid. Daarnaast blijft afstemming
met het economische beleid (startersbeleid, gerichte acquisitie t.a.v. bedrijvigheid met
arbeidsintensieve laaggekwalificeerde werkgelegenheid, aanbestedingsbeleid etc.) en
onderwijs- en educatiebeleid van belang.
Een integrale aanpak is ons inziens een voorwaarde om ondanks de beperkte(re)
financiële middelen de extra inspanningen op het terrein van het arbeidsmarktbeleid
waar te kunnen maken.
14
3.7. Afstemming andere beleidsterreinen