13
Raadsvoorstel vervolg/ 239
zienswijze ingediend, zodat in ieder geval op deze wijze hun belangen
bij de gemeente bekend zijn.
Ten aanzien van de door de vereniging te verwachten hinder van de
sportactiviteiten voor de nieuwe bewoners kan het volgende gesteld
worden.
Met de inwerking treding van de Wet milieubeheer zijn de drie omlig
gende sportverenigingen in principe vergunningplichtig geworden.
Zoals reeds in een eerder advies van de directie Milieu is aangegeven,
komt er naar alle waarschijnlijkheid voor sportverenigingen een
Algemene Maatregel van Bestuur, gebaseerd op artikel 8.40 Wet milieu
beheer, waarin een dekkend pakket voorschriften zal worden gesteld.
Door het ministerie van V.R.O.M. is geadviseerd om in die tussenlig
gende periode geen vergunningprocedures op te starten en om alleen in
probleemsituaties en in geval er een koppeling ligt met een aanvraag
om een bouwvergunning een vergunningprocedure op te starten en af te
ronden.
Op dit moment is deze Algemene Maatregel van Bestuur er nog niet. Het
is derhalve nog onduidelijk welke regels gesteld zullen worden en
welke criteria aangelegd zullen worden voor een sportvereniging om
onder de werkingssfeer van de Algemene Maatregel van Bestuur te
vallen. Indien de criteria zodanig zijn dat de betreffende sportver
enigingen niet onder de werkingssfeer van de Algemene Maatregel van
Bestuur zullen vallen, zal er door de betreffende verenigingen een
milieuvergunning aangevraagd moeten worden. Het hangt van de concrete
situatie af welke voorzieningen er geëist zullen worden.
Hoewel uit het bovenstaande blijkt dat op dit moment nog niet duide
lijk is welke voorzieningen getroffen moeten worden om eventuele
hinder te voorkomen, is echter wel duidelijk dat eventuele hinder door
middel van het aanbrengen van voorzieningen kan worden voorkomen. Het
wijzigen van het ontwerp-bestemmingsplan naar bijvoorbeeld een situe
ring op een afstand van circa 200 meter is derhalve niet nodig.
Bovendien zou dit een ongewenste situatie zijn in verband vanuit
landschappelijke en ecologische motieven, mede omdat vanuit stedebouw-
kundige overwegingen de afronding van de bestaande stadsrand een
uitgangspunt is.
Naast de algemene motivering omtrent de toekomstige parkeersituatie
vanwege het nieuwe woongebied, zoals hiervoor is gesteld onder ad 6,
kan ten aanzien van de parkeersituatie bij de vereniging zelf het
volgende worden vermeld.
Er treedt ten aanzien van de formele parkeergelegenheid voor de
vereniging (verhard terrein met geschilderde parkeervakken) slechts
een minimale vermindering op. De informele parkeerruimte, welke
momenteel plaatsvindt in het groen en in de bermen, zal door de
ontwikkeling van het bestemmingsplan inderdaad verminderen. Dit kan
ertoe leiden dat een herinrichting van het buitenterrein (parkeer
plaatsen en de entree hiertoe) aan de orde komt, doch dit zal uit-