Gemeente Breda
GEMEENTE BREDA
RAADSVOORSTEL :1995/257
Registratienummer 958003472
Dienst/afdeling SAW/SZ
1
Betreft
Verordening uitstroompremies
Inleiding
Met ingang van 1 januari 1996 wordt een nieuwe Algemene bijstandswet van
kracht. Er is sprake van een 'herinrichting' van de wetgeving. Deze
herinrichting wordt gekenmerkt door meer terughoudende en meer eenvoudige
regelgeving en grotere beleidsbevoegdheden voor de gemeente. De herinrich
ting heeft een lange weg gevolgd. In de loop van het proces zijn, in de
aanloop naar de invoering van een nieuwe wet, reeds een aantal bevoegdheden
gedecentraliseerd.
Een hiervan betreft het beleid ten aanzien van het stimuleren van werkaan-
vaarding. Tot oktober 1994 was voorzien in een stimuleringsregeling in het
Bijstandsbesluit landelijke normering (BLN)Deze bestond uit een regeling
voor gedeeltelijke vrijlating van inkomsten uit arbeid.
Met ingang van 1 oktober 1994 is deze vrijlatingsregeling (artikel 11 BLN)
ingetrokken. In plaats daarvan mogen gemeenten zelf beleid bepalen inzake
het verstrekken van premies bij werkaanvaarding en het voltooien van
noodzakelijke geachte scholing. De met het wegvallen van de vrijlatingsre
geling uitgespaarde bijstandsgelden zijn gedecentraliseerd. Deze zijn in
het Fonds sociale vernieuwing gestort. De wijziging is geregeld in de
Tijdelijke wet stimulering sociale vernieuwing.
De gemeenteraad heeft in december 1994 beleidsregels vastgesteld inzake het
verstrekken van uitstroompremies. De nieuwe Algemene bijstandswet schrijft
echter voor, dat het betreffende beleid bij verordening geregeld dient te
worden. Dit voorstel is gericht op de vaststelling van deze verordening.
1. Motivering en toelichting
Voor motivering en toelichting wordt kortheidshalve verwezen naar de
algemene toelichting op de voorgestelde verordening.
Het voorgestelde sluit aan op het reeds vastgestelde beleid. Op een paar
punten is sprake van aanvullende bepalingen. Deze worden hieronder toege
licht
1.1 Arbeid voor onbepaalde tijd
In de beleidsregels wordt onderscheid gemaakt tussen werk voor onbepaalde
tijd ('vast' werk) en tijdelijk werk. Bij werk voor onbepaalde tijd wordt
een hogere premie verstrekt dan bij tijdelijk werk. In de praktijk blijken
werkgevers nagenoeg nooit meteen een vaste baan aan te bieden: in eerste
instantie wordt een tijdelijk contract aangeboden. In veel gevallen wordt
dit omgezet in een vast dienstverband. Deze situatie zou een onbedoelde
beperking van het premie-recht met zich meebrengen.
Om dit te voorkomen is in de voorgestelde verordening, bij de begripsbepa
ling, het begrip 'tijdelijk werk' beperkt tot 'arbeid voor een periode van
minder dan een jaar'Vanaf een arbeidscontract van één jaar wordt geacht
sprake te zijn van werk voor onbepaalde termijn en wordt de maximale premie
verstrekt
2.2 Tijdelijke arbeid
Aangezien voor het bedrag van de premie is uitgegaan van forfaitaire
bedragen (zie artikel 5)moet wel sprake zijn van een redelijke gewerkte
periode
Hiervoor is enerzijds aangesloten bij de termijn van de wettelijke proef
tijd. Indien iemand, buiten eigen toedoen1, aan het einde van de proeftijd
van twee maanden wordt ontslagen, kan de gewerkte periode wel recht op
premie geven. In zo'n situatie is immers de facto tijdelijk gewerkt voor
Een ontslag door eigen toedoen zal vanzelfsprekend niet met een premie worden 'beloond'.