Raadsvoorstel vervolg/ 258
toeslag lager vast te stellen, om te voorkomen dat er nauwelijks verschil
bestaat tussen uitkering en loon, zeker in relatie tot de JWG.
Voor schoolverlaters wordt eenzelfde mogelijkheid geboden, om de uitkering
af te stemmen op het niveau van het inkomen, wat men tevoren ontving: de
studiefinanciering
In de Bredase verordening is van beide mogelijkheden gebruik gemaakt:
- voor 21- en 22-jarigen is voorzien in een lagere toeslag. De hoogte
hiervan sluit aan bij het huidige BLN-niveau. De basisuitkering wordt
niet verlaagd;
- voor schoolverlaters is voorzien in een verlaging van de basisuitkering
tot het niveau van studiefinanciering (WSF)Daarbij is rekening gehou
den met de kosten van verplichte ziekenfondsverzekering (die een student
niet heeft)Consequent hanteren van het WSF-niveau leidt wel tot een
hogere uitkering voor een alleenwonende alleenstaande ouder, die school
verlater is. Die gaat er dus op vóóruit, ten opzichte van de huidige
BLN-norm
2Beleidsmatige consequenties
2.1 Criteria voor toeslag- en verlaging
Het recht op toeslag is afhankelijk van de mate van de noodzakelijke
bestaanskosten. Een toeslag kan enkel worden verleend, als die kosten hoger
zijn dan waarin de basisnorm voorziet, als gevolg van het niet kunnen delen
van die kosten met een ander. Dat 'kunnen delen' moet dan wel kunnen leiden
tot een aanmerkelijk voordeel.
Als 'tegenhanger' van de toeslag, kan 'het kunnen delen van kosten' leiden
tot een verlaging van de basisnorm (voor een gezin)Daarnaast wordt de
uitkering in drie situaties verlaagd:
- als woonkosten ontbreken;
- bij 21 en 22 jarigen, om nivellering tussen loon en uitkering te voorko-
- bij schoolverlaters, die vanwege de basisnorm er 'op vooruit' zouden
gaan, ten opzichte van het inkomen dat zij bij studiefinciering (WSF)
ontvingen
De gevolgen van het Bredase toeslagen- en verlagingenbeleid worden beschre
ven in de algemene toelichting op de verordening. Verwezen wordt naar de
toelichting op de beleidsuitgangspunten in hoofdstuk 5 van de algemene
toelichting. Een verdere uitwerking is opgenomen in de artikelgewijze
toelichting, waarbij vooral de toelichting op artikel 2 van belang is voor
het toeslagenbeleid. Kortheidshalve wordt naar deze toelichting(en)
verwezen
2.2 Hoogte van toeslag en verlaging
Er is gekozen voor een systeem, waarbinnen in de meeste gevallen of een
volledige of een halve toeslag wordt gegeven. Als uitgangspunt dient
daarbij de toeslag van 20% van het minimumloon! het wettelijk vastgestelde
maximum. Ook de verlagingen worden in dito percentages (10 en 20% van het
minimumloon) geregeld.
De hoogte van toeslagen en verlagingen is hieronder globaal weergegeven:
men;
Toeslag
- alleenwonende
- kostendeler
- kamerverhuurder/kostgever
- 21- en 22-jarigen
- geen woonkosten
conform BLN
geen toeslag
20%
10%
10%
Verlaging
- geen woonkosten
- kosten delen
- kamerverhuur/kostgeving
- inwonende kinderen (met inkomen boven bepaalde grens)
- schoolverlater
conform WSF
- 20%
- 10%
- 10%
- 10%
5