16
Raadsbesluit vervolg/ 273
a. het aanbrengen van het rolluik strijdig zou zijn met redelijke
eisen van welstand, als bedoeld in de Woningwet;
b. de betreding van de brandweer van het pand ten behoeve van de
brandbestrijding, in overeenstemming met de terzake geldende
voorschriften, niet of onvoldoende is gewaarborgd;
c. aan het pand, of in het pand of geen groter afstand dan één meter
van de voorzijde, voor het overige een rolluik wordt bevestigd of
bevestigd blijft, dat niet kan worden aangemerkt als een doorzich
tige afsluiting.
Paragraaf 5 Vaststellen van de hoogte van de geldelijke steun
Artikel 8.7
1. Indien een verwijderingsbijdrage als bedoeld in artikel 8.3,
aanhef en onderdeel a, kan worden verleend, wordt voor de bereke
ning van de bijdrage uitgegaan van de oorspronkelijke aanschaf
prijs van het rolluik, exclusief de destijds verschuldigde BTW, te
verminderen met 10% voor elk vol jaar dat het rolluik voor of in
het pand bevestigd is geweest met een maximum van 3.000,per
pand.
2. Indien een verwijderingsbijdrage als bedoeld in artikel 8.3,
aanhef en onderdeel b en onderdeel c, alsmede artikel 8.5 kan
worden verleend, worden tot de subsidiabele kosten gerekend het
arbeidsloon, exclusief de verschuldigde BTW.
3. Indien een vervangingsbijdrage als bedoeld in de artikelen 8.4 en
8.5 kan worden verleend, worden tot de subsidiabele kosten gere
kend:
a. de oorspronkelijke aanschafprijs van een te verwijderen
rolluik, geheel compleet voor zover van toepassing met inbe
grip van de elektrische bediening, draaischakelaarbinnenmo-
tor en oprolkast, en het arbeidsloon, en
b. de aanschafprijs van slagbestendig glas en het arbeidsloon tot
een maximum van 55,per m2, tot een maximaal subsidiebe
drag van 1.500,per pand een en ander exclusief de ver
schuldigde BTW.
4. De maximale bijdrage welke op grond van deze verordening kan
worden verleend, bedraagt 4.500,per pand met dien verstande
dat, indien het een hoekpand met aan weerszijden etalages betreft,
dit maximum-bedrag 9.000,bedraagt.
Paragraaf 6 Overgangsbepaling
Artikel 88
1. Dit hoofdstuk vervalt met ingang van 1 mei 1999.
2. De voor de in het eerste lid genoemde datum ingediende aanvragen
worden behandeld en afgedaan overeenkomstig de bepalingen van dit
hoofdstuk.