2.2 Exploitatie Openbaar Vervoer II. FLANKEREND BELEID 3. Locatiebeleid -5- ningsverplichting aan, waarbij in overzichtelijke stappen waarover afzonderlijke besluitvorming plaatsvindt, verder wordt gewerkt aan de realisering van de HOV Oosterhout-Breda. Voorts zullen de gemeenten Etten-Leuren Breda, alsmede Rijkswaterstaat directie Noord-Brabant, zullen een voorspoedige totstandkoming van het HOV-lijngedeelte Breda - Etten-Leur bewerkstelli gen (IRW-project CV.9). Daarbij kan gebruik worden gemaakt van het in 1994 door de vervoerregio Breda vervaardigde rapport 'Hoogwaardig openbaar vervoer, deeltraject Breda - Etten-Leur'. Het rijksbeleid inzake openbaar vervoer laat zich karakteriseren door. het willen bereiken van een dubbele doelstelling. Opgave is enerzijds het realiseren van een selectieve groei van het openbaar vervoer teneinde bij te dragen aan de oplossing van de congestieproblematiek en daarmee aan de verbetering van de leefbaarheid en bereikbaarheid. Anderzijds is het de bedoeling om de kostendekkingsgraad van het openbaar vervoer aanzienlijk te verbeteren. Vanuit deze doelstellingen voelt de minister van Verkeer en Waterstaat zich medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van het interlokaal en lokaal openbaar vervoer. In het gebied van de vervoerregio Breda zal tot een goede afstemming tussen het lokaal en het regionaal openbaar vervoer moeten worden gekomen. Binnen de (wettelijke) kaders die daarvoor in het decentralisatiebeleid op het gebied van verkeer en vervoer worden ontwikkeld, zullen in 1996 daarvoor 0oor de convenantpartners concrete aanzetten worden gedaan. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van de inzichten die eerder door de vervoerregio in het kader van het IRW met name ten aanzien van de totstandkoming van het agglonet werden ontwikkeld. Ook zal gebruik worden gemaakt van de inzichten die ten aanzien van het kleinschalig collectief vervoer werden ontwikkeld en de afspraken die daarover in de regio voor 1996 zijn gemaakt (IRW-project CV.18). De convenantspartners zullen in 1996 uitvoering geven aan IRW-project SO.1: Uitwerking locatiebeleid op regionaal niveau. Meer concreet houdt dat het navolgende in. Vanaf 1 oktober 1995 wordt het volgende werkgebied beschouwd als een locatie met een bereik baarheidsprofiel A: de Spoorzone in Breda. Vanaf 1 oktober 1995 worden de volgende werkgebieden beschouwd als locaties met een bereikbaarheidsprofiel B: Westerhage/Muizenberg in Breda en de Stationslocatie in Etten-Leur. Binnen uiterlijk een jaar na de ondertekening van dit convenant zullen de in de vervoerregio Breda samenwerkende gemeenten de bereikbaarheidsprofielen voor de overige, uit mobiliteitsoogpunt van belang zijnde werkgebieden in de betrokken gemeenten vastleggen. Deze afspraken zullen tenminste betrekking moeten hebben op alle nog aan te leggen terreinen. Voor de bestaande werklocaties zullen zo mogelijk werkprofielen worden aangegeven. Daarbij geldt als-uitgangspunt dat gewerkt wordt in de richting van een bereikbaarheidsprofiel B, als door verbetering van de OV-ontsluiting, de inzet van vervoermanagement en routering van de fiets-infrastructuur het auto gebruik in het woon-werk verkeer kan worden teruggedrongen. Deze uitwerking van het locatiebeleid op regionaal niveau dient te passen binnen de uitgangspun ten van het provinciaal mobiliteitsbeleid zoals geformuleerd in het Streekplan Noord-Brabant 1993 en de provinciale Handleiding Mobiliteit Ruimtelijke Plannen. Dit houdt onder andere in dat de provincie Noord-Brabant bij de goedkeuring van nieuwe bestemmingsplannen voor parkeerplaatsen op particulier terrein in beginsel uitgaat van de volgende rijksnormen, die bij toepassing van een 'ingroeimodel' als streefcijfers kunnen worden gehanteerd:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 1701