Gemeente Breda
M
Raadsvoorstel 1995/25
Registratienummer94 6504 809
Dienst/afdeling BD/DPO
Aantal bijlagen geen
Betreft: achtste wijziging üitkerings- en pensioenverordening wethou
ders 1971.
Inleiding
Op grond van de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (A.P.P.A.)
is de raad bevoegd, binnen de in de wet aangegeven grenzen, de uitke
ringen en pensioenen voor gewezen wethouders te regelen. Door de
Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (V.N.G.) is een modelverordening
vastgesteld. Uw raad heeft de Üitkerings- en pensioenverordening
wethouders 1971 (gemeenteblad 1938, rubriek 1-526), vastgesteld
overeenkomstig het model.
De üitkerings- en pensioenverordening wethouders 1971 wijzigen als
aangegeven in het bijgevoegde concept-besluit
Motivering/toelichting
Bij circulaire van 18 oktober 1994 van het College voor Arbeidszaken*)
wordt de achtste wijziging van de Üitkerings- en pensioenverordening
wethouders toegezonden.
Deze wijziging is nodig in verband met wijzigingen in de A.P.P.A.
De belangrijkste wijzigingen zijn:
1. de uitkering voor gewezen wethouders bedraagt thans 1 jaar 80%, 1
jaar 70% en vervolgens 60% van de wethoudersweddeIngevolge de
voorgestelde wijziging vervalt het percentage van 60% met ingang van
1 juli 1994 zodat de uitkering na 1 jaar 80%, vervolgens 70% bedraagt.
Dit percentage is in overeenstemming met de percentages die gelden
voor sociale uitkeringen;
2. de bepalingen van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsonge
schiktheidsregelingen worden in de verordening verwerkt. Dit houdt in:
een beperking van het arbeidsongeschiktheidscriterium (algemeen
geaccepteerde arbeid in plaats van passende arbeid) en
- een verlaging van het uitkeringspercentage naar 65% met de mogelijk
heid tot reparatie naar 70%;
3. de wijzigingen in de voor ambtenaren geldende pensioenregeling in
verband met de wet Financiële voorzieningen privatisering A.B.P.
worden ook in de voor wethouders geldende pensioenvoorziening doorge
voerd.
Voorstel