ad 2. De gebiedsindeling heeft niet plaatsgevonden op grond van de zogenaamde concentratiege
bieden (mestoverschotgebieden) zoals genoemd in de Verplaatsingswet en in de Interimwet ammo
niak en veehouderij, zodat een verandering van de gebiedsindeling ingevolge de Meststoffenwet
niet aan de orde is.
Op basis van de ernst van de verzuring en met name de hoogte van de ammoniakdepositie is de
provincie Noord-Brabant onderverdeeld in twee hoofdgebieden: Hoofdgebied I (West-Brabant) en
Hoofdgebied II (Centraal- en Oost-Brabant).
De begrenzing tussen de Hoofdgebieden I en II is afgeleid uit RIVM-studies naar de zuurdeposi-
ties in het jaar 2000 in Noord-Brabant.
Een verandering van de gebiedsindeling is, gelet op de ammoniakbelasting, niet te onderbouwen.
ad 3. Het onder 3. voorgestelde plan van aanpak heeft als insteek dat de gebiedsindeling ingevolge
de Meststoffenwet heeft plaatsgevonden, hetgeen zoals onder ad 2 blijkt, niet het geval is. De
gebiedsindeling heeft plaatsgevonden op basis van zuurdeposities. Een inventarisatie van de
individuele bedrijven binnen de gemeente Breda is in dat kader al uitgevoerd. De ammoniakdepo
sitie van de individuele bedrijven binnen de gemeente Breda onderstreept nog eens de arnmo-
niakproblematiek. De huidige deposities van alle individuele bedrijven in Breda is voor vrijwel
alle individuele bedrijven binnen de gemeente Breda groter dan 15 mol. Voor slechts 7 van de 85
bedrijven ligt de depositie lager dan 15 mol. Bij een depositie onder de 15 mol kan er bovendien
geen opvulling tot 15 mol plaatsvinden indien er geen ammoniakreductieplan is vastgesteld. Het
bovenvermelde betekent dat bij bedrijfsontwikkeling in de gemeente Breda een ammoniakre
ductieplan noodzakelijk is.
Gelet op het gegeven dat de insteek van de gebiedsindeling een andere is dan in de reacties wordt
gesuggereerd, is een differentiatie op bedrijfsniveau niet nodig evenmin als een doorwerking van
deze differentiatie in het kader van het vergunningenbeleid.
ad 4. Het ontstaan van burgerwoningen in het buitengebied is een verschijnsel dat zeker niet alleen
door toepassing van het ammoniakreductieplan ontstaat. Ook door andere (maatschappelijke)
ontwikkelingen kunnen burgers in het buitengebied zich vestigen.
In het ammoniakreductieplan wordt geen koppeling gelegd met de brochure Veehouderij en
Hinderwet. Het ammoniakreductieplan heeft alléén betrekking^op de ammoniakproblematiek
terwijl de stankregelgeving is vastgelegd in de brochure Veehouderij en Hinderwet en de richtlijn
Cumulatie stankhinder door intensieve veehouderij.
ad 5. Tijdens de zitting de dato 3 oktober 1995 is van de zijde van de gemeente vermeld dat de
advisering door het bureau TES mogelijk kan worden geminimaliseerd. Dit betekent niet dat het
bureau TES bij een beoordeling niet meer zal worden ingeschakeld. De blijkens de reactie
gewenste beoordeling blijft derhalve gehandhaafd.
ad 6. Een inschatting van de kosten voor de agrarische sector als gevolg van het vaststellen van
het ammoniakreductieplan kan niet plaatsvinden. De kosten zijn namelijk afhankelijk van vraag
naar en aanbod van kilogrammen ammoniak. Ten aanzien van de overige aangehaalde aspecten
wordt verwezen naar hetgeen onder ad 3 en ad 5 is vermeld.
5