4
Raadsbesluit vervolg/ 25
6Indien de uitkering na afloop van de in het eerste lid bedoelde
termijn wordt voortgezet, wordt de uitkering berekend op de wijze die
van toepassing zou zijn geweest indien die termijn niet zou zijn
afgelopen
7. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van bepaalde groepen
algemeen invaliden bepalen dat in bepaalde situaties geen termijn
geldt dan wel een termijn zal gelden die afwijkt van de in het eerste
lid genoemde termijn van drie jaar.
Artikel 4d.
1. Binnen een jaar na het tijdstip waarop de uitkering voor de eerste
maal met toepassing van artikel 4a is voortgezet, doen burgemeester en
wethouders een onderzoek instellen ten einde te doen bezien of er als
gevolg van gronden die invloed hebben op de mate van algemene invali
diteit redenen aanwezig zijn voor herziening of intrekking van de
uitkering
2Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van bepaalde groepen
algemeen invaliden bepalen dat geen termijn geldt dan wel een termijn
zal gelden die afwijkt van de in het eerste lid genoemde termijn.
3. Burgemeester en wethouders wijzigen ambtshalve of op aanvraag van
de belanghebbende het bedrag van de uitkering bij wijziging van de
mate van algemene invaliditeit.
4. Een wijziging van het bedrag van de uitkering gaat in:
a. indien daartoe een aanvraag is ingediend, met ingang van de eerste
dag van de maand volgende op die waarin die aanvraag is ingekomen;
b. indien de wijziging ambtshalve plaatsvindt, met ingang van de
eerste dag van de maand volgende op die waarin de beslissing tot
wijziging is genomen.
5. De toepassing van artikel 4a wordt ten aanzien van een belangheb
bende gestaakt indien en zolang hij niet voldoet aan een uitnodiging
van burgemeester en wethouders zich te onderwerpen aan een onderzoek
door een of meer door hen aangewezen geneeskundigen ter beantwoording
van de vraag, of er nog sprake is van algemene invaliditeit.
6. Indien degene die recht heeft op een wegens algemene invaliditeit
voortgezette uitkering inkomsten uit of in verband met arbeid geniet,
zijn burgemeester en wethouders bevoegd, zolang niet vaststaat of deze
arbeid als arbeid bedoeld in artikel 4a, tweede lid kan worden aange
merkt, niet tot herziening of intrekking van de uitkering over te
gaan. De toepassing van de eerste volzin vindt ten hoogste plaats over
een aaneengesloten periode van drie jaren, aanvangende op de eerste
dag waarover de inkomsten uit of in verband met arbeid bedoeld in de
eerste volzin worden genoten. Deze periode wordt geacht niet te zijn
onderbroken indien korter dan een maand geen inkomsten uit of in
verband met arbeid worden genoten. Na afloop van de in de tweede
volzin genoemde periode wordt de in de eerste volzin bedoelde arbeid
aangemerkt als arbeid bedoeld in artikel 4a, eerste lid.