4
Raadsvoorstel vervolg/ 64
bijzonder geldt dit voor de rust in de direct aangrenzende landgoede-
renzone. (3.8.
9. Toepassing van artikel-19-procedures is gelet op de belangen van de
omgeving en de lopende beroepsprocedures onaanvaardbaar. (4.0.)
Reaktie
1. De klacht inzake het niet verlenen van inspraak ten aanzien van het
bestemmingsplan Achter Emer, herziening 1994 is conform de Inspraak
verordening Breda 1986 behandeld door de Commissie voor bezwaar- en
beroepschriften. De commissie heeft ons geadviseerd om de klacht
ongegrond te verklaren, omdat in dit geval geen sprake is van een
nieuw gemeentelijk beleidsvoornemen ten aanzien van het gebied Achter
Emer. De herziening 1994 heeft immers ten doel om met behoud van de
inhoudelijke doelstelling van de herziening 1992, waarover wel in
spraak heeft plaatsgehad, tegemoet te komen aan de juridisch-techni-
sche opmerkingen van Gedeputeerde Staten in het kader van de goedkeu
ring van de herziening 1992. De aktualisering van de staat van bedrij
ven en inrichtingen houdt evenmin een beleidswijziging in. Wij hebben
inmiddels conform dit advies beslist*.
Artikel 30 W.R.O. geeft niet aan op welk moment een bestemmingsplan
herziening, waarin met de besluiten van hogere instanties ten aanzien
van de goedkeuring van het plan rekening moet worden gehouden, moet
worden vastgesteld. Gesteld wordt slechts dat dit moet gebeuren binnen
een jaar nadat het goedkeuringsbesluit onherroepelijk is geworden. Ook
uit de jurisprudentie is geen uitspraak bekend, waaruit zou blijken,
dat een herziening eerst mag worden vastgesteld nadat in hoogste
instantie op.beroepschriften ten aanzien van het onderliggende plan is
beslist. Om redenen van planologische bescherming (als bv. aan crucia
le voorschriften goedkeuring is onthouden) of in urgente gevallen kan
worden afgeweken van de gewoonte om de uitspraak van de Raad van State
af te wachten.
In het onderhavige geval is duidelijk sprake van een grote tijdsdruk
om deze terreinen in gebruik te nemen voor afvalverwerkende bedrijven
die in het kader van stadsvernieuwingsprojekten elders in Breda moeten
worden verplaatst. Als eerste bedrijf is de tijdelijke vestiging van
Prescher aan de Emerweg aan de beurt. Van de tijdelijke bouwvergunning
voor de vestiging aldaar is de instandhoudingstermijn verstreken en de
termijn waarvoor de milieuvergunning door de provincie Noord-Brabant
is verleend zal op 14 juli 1995 verstrijken. De advocaat van de
omwonenden aan de Emerweg heeft al meermaals aangedrongen op een
tijdige verplaatsing. Verplaatsing van dat bedrijf is verder nog
urgenter geworden in verband met de gewenste nieuwbouw van het NAC-
stadion.
De publikatie van de goedkeuring van de herziening 1992 is inderdaad
onjuist geweest. Uit onze navraag is gebleken, dat bij het publikatie-