6
Raadsvoorstel vervolg/ 4
ieders recht; het bepalen van het tweede is het recht van de raad. Dit
impliceert dat organisaties die voor het uitvoeren van activiteiten
een beroep doen op gemeentelijke subsidie onderworpen zijn aan de door
de gemeente te hanteren voorwaarden. Het wetsvoorstel 3e tranche Awb
is in deze duidelijk en maatgevend met betrekking tot het afbakenen
van de wederzijdse verhoudingen en verantwoordelijkheden.
een praktisch knelpunt is de afbakening van de gemeentelijke rechten
en plichten inzake het uitoefenen van de centrumfunctie. Het gegeven
dat de gemeente Breda een beschikking afgeeft die betrekking heeft op
een organisatie die de zetel heeft in een andere gemeente danwel
ressorteert onder het bevoegd gezag van een intergemeentelijk samen
werkingsverband kan in de praktijk leiden tot onduidelijkheden. De
Subsidieverordening Welzijn 1995 biedt op zich de kaders hierin te
voorzien. In de verdere uitvoerende regelgeving zal hierin verder
dienen te worden voorzien. Het voornemen is deze problematiek aan te
snijden in de Kadernotitie Welzijn 1996 en in het verlengde daarvan
verder uit te werken in overleg met de betrokken gemeenten en organi
saties
het 'sturen op hoofdlijnen' wordt algemeen aangeduid als te hanteren
uitgangspunt. In het verlengde daarvan zal de kengetallensystematiek
op basis van de 'Handleiding Kengetallen Welzijn' in breder zin worden
toegepast
het verder invulling geven aan de budgetsubsidiëringssystematiek kan
op basis van deze Subsidieverordening Welzijn 1995 verder ter hand
worden genomen. In dit kader zijn ook de verdere ontwikkelingen met
betrekking tot het districtsgewijs werken en het innovatiebeleid van
belang. De voorliggende subsidieverordening biedt voldoende kaders om
daaraan verdere invulling te geven.
de aard en de inhoud van het voeren van overleg tussen de gemeente
en de betrokken organisaties wordt door vrijwel alle insprekende
organisaties aangedragen als aandachtspunt. Van enkele kanten wordt
daarnaast bepleit dat het van belang is dat het aantal te subsidiëren
rechtspersonen in de sfeer van cultureel werk en samenlevingsopbouw
uit het oogpunt van doelmatigheid drastisch verminderd moet worden.
De aangevoerde aandachtspunten zullen worden geïntegreerd in het
verder invulling geven aan het districtsgewijs werken en het innova
tiebeleid. Overigens laat een en ander onverletdat er een vrijheid van
vereniging bestaat. In het kader van de subsidiëring van organisaties
kunnen, zoals al eerder gesteld, nadere eisen worden gesteld. Het
verhogen van de effectiviteit van de in te zetten middelen, onder
andere door het stellen van activiteiten boven het instandhouden van
organisaties alsmede het stellen van eisen aan de kwaliteit van de
door organisaties met behulp van subsidiegelden te organiseren activi
teiten, wordt daarbij steeds als leidraad gezien.