Gemeente Breda Raadsvoorstel 1995/ 94 Registratienummer 957001506 Dienst/afdeling ROEZ/WAM Aantal bijlagen - Betreft: VERZOEK TOT AANWIJZING VAN HET PAND GINNEKENWEG 236/236a TOT BESCHERMD RIJKSMONUMENT Inleiding De Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) heeft op 7 december 1994 de raad conform artikel 3, lid 2 van de Monumentenwet 1988 verzocht een advies uit te brengen over het verzoek tot aanwijzing van het pand Ginnekenweg 236/236a tot beschermd rijksmonument. Voorstel De minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschappen te adviseren het pand Ginnekenweg 236/236a niet aan te wijzen als beschermd monument. Motivering/Toelichting Het pand Ginnekenweg 236/236a maakt onderdeel uit van het beschermd dorpsgezicht Ginneken. Al langer worden voor het pand plannen ontwik keld om tot uitbreiding van de woonfunctie te komen. Op grond van deze planvorming is aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het verzoek gedaan het pand aan te wijzen als een beschermd monument. Ons college heeft zoals te doen gebruikelijk advies ingewonnen bij de commissie Welstand, Architectuur en Monumenten (WAM) Het advies van de commissie WAM is duidelijk: het pand bezit geen kenmerken op grond waarvan het in aanmerking zou kunnen komen voor de status van beschermd rijksmonument. Architectonisch is het pand een remplacant van een eenvoudig woonhuis, dat onderdeel uitmaakt van de lintbebouwing tussen Breda en het voormalige Ginneken. In deze lintbebouwing is het geen voorbeeld dat binnen de kaders van de Monumentenwet 1988, zoals omschreven in artikel 1, in aanmerking kan komen voor de status van monument. Het heeft naar het oordeel van de commissie WAM geen kenmerken die van (nationaal) belang zijn vanwege haar schoonheid, haar betekenis voor de wetenschap of haar cultuur-historische waarde. De informatie zoals is aangedragen door de verzoekers heeft dit beeld niet kunnen wijzigen. In de toelichtende informatie van de aanvrager komt allereerst naar voren dat het gegeven dat het pand onderdeel uitmaakt van een be schermd dorpsgezicht, het belangrijkste motief is om sloop van het huidige pand te voorkomen en dat het verzoek tot aanwijzing als middel wordt gezien om dat doel te bereiken (punt 6 van de brief aan de staatssecretaris). Hoewel de Monumentenwet primair gericht is op de bescherming van waardevol geachte cultuurgoederen, kunnen de artikelen die deze bescherming procedureel regelen en waarborgen ook ingezet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 577