2
1 79
Raadsvoorstel vervolg/ A
verhoogd risico op armoedeproblemen. Gezamenlijke noemer is het gebrek
aan eigen mogelijkheden voor positieverbetering. Gebrek aan sociale
participatie blijkt, in ieder geval voor langdurig werklozen, samen te
gaan met vermindering van gezondheid.
Risico op armoede is niet wijkgebonden, maar voor bepaalde stadsdelen
kan - gelet op de populatie - van een hoger risico gesproken worden:
Heuvel, Tuinzigt, Geeren-Noord, Resteren, Fellenoord en Driesprong.
Wat doet de gemeente reeds
De nota geeft voorts een beeld van gemeentelijke activiteiten die
bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van armoederisico'sVastge
steld wordt, dat de gemeente reeds op de in de nota onderkende pro
bleemterreinen actief is, ook al is daar niet direct het predikaat
'armoedebestrijding' aan verbonden. Ook is in het recente verleden een
aantal nieuwe initiatieven genomen, die direct met de armoedepro
blematiek samenhangen. Het aanbod èn het gebruik van sociale en
culturele activiteiten is juist in de genoemde 'risico-wijken' groot.
Het is echter de vraag of met deze buurtgerichte aanpak ook de 'stille
armen' worden bereikt.
Daarnaast wordt vastgesteld, dat inkomensondersteunende maatregelen in
het minimabeleid (m.n. BredaPas en schuldsanering) en bijzondere
bijstand (m.n. voor incidentele uitgaven) nog onvoldoende effect
scoren. Voorts is nog sprake van niet-gebruik van sociale voorzienin
gen, ondanks voorlichtingscampagnes in de afgelopen jaren.
Welke aanpak wordt voorgesteld
Wij stellen voor de aanpak te concentreren op twee hoofdlijnen:
1° het terugdringen van inkomens- en bestedingsproblemen en
2° het bevorderen van sociale participatie
Bevordering van de volksgezondheid en terugdringen van niet-gebruik
van voorzieningen zijn daarvan afgeleide doelstellingen.
In totaal wordt een aanpak op 19 actiepunten voorgesteld. Deze zijn
opgenomen in hoofdstuk 4 van de nota, waarnaar kortheidshalve wordt
verwezen (pag. 18 t/m 22) Voor de uitwerking, implementatie en
begeleiding hiervan wordt een projectgroep voorgesteld. Voor de
looptijd van het project wordt een periode van ruim 2 jaar voorge
steld, van 1 oktober 1996 tot 1 januari 1999.
ad. 1°
Voorrang wordt gegeven aan een intensivering van inkomensondersteu
ning. Hier geldt de eerste zorg voor die situaties, waarin de nood het
hoogst is.
Wij geven voorkeur aan specifieke boven algemene maatregelen. Met het
oog op effectiviteit menen wij dat een actieve, persoonlijke benade
ring van de groep, die zorg en ondersteuning het hardst nodig heeft
nodig is. Samenwerking met het particulier initiatief speelt hierin
een belangrijke rol.