m gewijzigd exemplaar "3 4 Raadsvoorstel vervolg/ 192 Bovenstaande overwegingen en afwegingen hebben ertoe geleid dat het realiseren van de twee halfvrijstaande woningen ons inziens niet leidt tot rechtsongelijkheid (vanwege het feit dat reeds een woonbestemming voor dit perceel was voorzien)dat niet gesproken kan worden van precedentwerking (aangezien woningsplitsing reeds tot de mogelijkheden behoorde), en dat het gevraagde niet leidt tot ongewenste ontwikkelin gen (autoverkeer was reeds bedrijfsmatig aanwezig terwijl grote opstallen verdwijnen en vervangen worden door relatief kleinere bebouwing) De ingediende zienswijzen achten wij derhalve in zijn geheel onge grond. Consequenties Juridische Op grond van het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen diegenen die zienswijzen hebben ingebracht, danwel diegenen die kunnen aantonen daartoe niet in de gelegenheid te zijn geweest, bedenkingen inbrengen bij Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en eventueel daarna beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Communicatie Een "Breda Bericht" met informatie over het bestemmingsplan is in juni 1996 in de buurt verspreid. Commissiebehandeling De commissie Stedelijke Ontwikkeling kan zich met dit voorstel vereni gen. Burgemeester en wethouders van Breda,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 1155