Gemeente Breda
Raadsvoorstel 1996/ 261
Registratienummer 967002323
Dienst/afdeling RME/GEP
Aantal bijlagen geen
Betreft: Het vaststellen van de nota Grondbeleid en de daarin opgeno
men beleidsaanbevelingen.
Inleiding
In het programakkoord 1994 heeft ons college op zich genomen uiterlijk
bij de begroting 1995 een nota Grondbeleid aan uw raad aan te bieden.
Weliswaar werden op dat tijdstip een aantal discussiepunten betreffen
de het grondbeleid voorgelegd aan de commissie Stadsbeheer, Grondbe
drijf en Milieu, maar van een nota was toen nog geen sprake. Die werd
in de genoemde raadscommissie in concept ter bespreking aan de orde
gesteld in haar vergadering van 12 juni 1996. De nota wordt u thans
ter vaststelling aangeboden.
Te besluiten de nota Grondbeleid en de daarin opgenomen beleidsaanbe
velingen vast te stellen.
Motivering/Toelichting
In het programakkoord 1994 is voor wat het grondbeleid betreft opgeno
men dat ons college uiterlijk bij de begroting 1995 een nota Grondbe
leid zal voorleggen aan uw raad. In die nota moet in ieder geval
aandacht worden besteed aan de voor- en nadelen van erfpacht en het
invullen en toepassen van het grondprijs-instrumentarium.
Alvorens de nota samen te stellen heeft ons college er de voorkeur aan
gegeven een aantal discussiepunten betreffende het grondbeleid aan de
orde te stellen in een vergadering van de commissie Stadsbeheer,
Grondbedrijf en Milieu, om de mening van de vertegenwoordigde fracties
te kunnen vernemen. Vervolgens is een concept nota, alsmede de notitie
'Grondbeleid op hoofdlijnen' geschreven, waarin de mening van ons
college is vervat en die zijn ter bespreking voorgelegd aan voornoemde
commissie in haar vergadering van 12 juni 1996, waarvan het verslag
voor u ter inzage is gelegd
Tijdens de commissievergadering hebben vertegenwoordigers van de
Stedelijke Woonconsumenten Organisatie Breda (SWOB) en woningbouwver
eniging Volkshuisvesting, namens de collega-directeuren van de overige
Bredase woningbouwverenigingen, gebruik gemaakt van de inspreekmoge-
lijkheid. Zij pleiten beide onder meer voor een actief grondbeleid om
de mogelijkheid te vergroten van goedkope woningbouw, voor lage
grondprijzen, het beperken van de kosten van produktie van bouwrijpe
grond, het instellen van een volkshuisvestingsfonds en een heldere
omschrijving van de begrippen bouw- en woonrijp maken.
Voorstel