Verschillende besturen waren van mening dat het college ook over deze uitgangspunten overleg had moeten voeren met de schoolbesturen De volledige tekst van de beleidsnotitie waarin de genoemde doelstellingen kort worden uitgelegd is vervolgens toegestuurd aan allen die deelnamen aan het overleg op 19 september. de gemeentelijke verordening De besturen hebben alle tijdig een voorstel van het college ontvangen alsmede een uitvoerige toelichting. Het collegevoorstel is gebaseerd op een modelverordening van de VNG. Afwijkingen ten opzichte van het VNG-model waren daarbij duidelijk gemerkt. De besturen hebben hun vragen en opmerkingen schriftelijk ingediend waarna hierop schriftelijk door de gemeentelijke vertegenwoordigers is gereageerd. Er is vastgesteld dat geen enkel bestuur dat niet deelnam aan het overleg van de geboden mogelijkheid om schriftelijk te reageren gebruik heeft gemaakt. Nadat gebleken is dat er geen vragen of opmerkingen meer waren is vastgesteld dat aan het college kon worden gemeld dat de besturen instemmen met de voorgelegde concept-verordening Daarbij zijn twee opmerkingen gemaakt: Op de eerste plaats bestaat er bij de besturen behoefte om de verordening binnen een periode van twee jaar te evalueren. Bovendien wil men met de gemeente overleggen over de mogelijkheden van doordecentralisatie. Daarnaast werd van gemeentelijke zijde voorgesteld om binnen afzienbare termijn te overleggen over zaken die wellicht een nadere uitwerking behoeven. Daarbij wordt gedacht aan: - het verwijzingsbeleid in het basisonderwijs (dat wellicht kan worden gekoppeld aan het voedingsgebied) - het bouwheerschap bij tijdelijke voorzieningen (dat wettelijk bij het bestuur berust, tenzij anders wordt overeengekomen) - bepaling van de capaciteit in geval van medegebruik voor andere voorzieningen (dient de gemeente te verwijzen naar leegstand die in medegebruik is gegeven?) - de mogelijke toevoeging van een vijde hoofdprioriteit (t.w. voorzieningen die noodzakelijk worden geacht vanwege het lokaal onderwijsbeleid) Er is toegezegd dat de beide opmerkingen aan het college zullen gemeld met het verzoek deze op te nemen in het voorstel aan de raad. In relatie tot de verordening is uitvoerig stilgestaan bij de bekostiging van de voorzieningen. Enkele besturen waren bezorgd dat decentralisatie-gelden aan andere dan onderwijsdoeleinden worden besteed. Verschillende bestuursleden stelden het gemeentebestuur daarom voor de intentie uit te spreken dat een minimaal bedrag (bijvoorbeeld een bedrag dat gelijk is aan het in 1997 gedecentraliseerde budget) ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van onderwij shuisvesting. De wethouder van onderwijs heeft geantwoord te verwachten dat het college hieraan geen medewerking verleent: basis voor een goed huisvestingsbeleid dient z.i. niet een budget te zijn (m.a.w. een kwantitatieve ondergrens) maar de noodzaak van voorzieningen (derhalve een kwalitatieve grens)

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 1645