RAADSVOORSTEL vervolg /38
Bevordering van de kwaliteit van uitvoering
De nieuwe bijstandsregels bieden de gemeente betere mogelijkheden tot
de kwaliteit van de uitvoering, zowel in het proces als in het beleid.
De nadruk wordt daarbij gelegd op enerzijds de bevordering van rechtma
tigheid van uitkering en anderzijds het bevorderen van de zelfstandige
bestaansvoorziening. Dit impliceert een strenge controle aan de 'voor
deur' (toegang tot bijstand) en tijdens het proces (de uitkeringsperi
ode) en hoge activiteit bij de 'achterdeur' (einde uitkering door
werkaanvaarding)
In de nieuwe wet is speciale aandacht is geschonken aan het tegengaan
van fraude met betrekking tot woon- en leefvormen. Het begrip 'gezamen
lijke huishouding' is hiertoe flink aangescherpt. Daarnaast hebben
gemeenten een hoge mate van eigen beleidsverantwoordelijkheid gekregen,
voor het vaststellen van het recht op uitkering, afhankelijk van de
woon- of leefsituatie. De nieuwe wet voorziet 'slechts' in basisnormen,
de gemeente bepaalt het beleid voor toeslagen op deze norm.
In het beleidsplan dient aangegeven te worden op welke wijze uitke
ringsfraude tegengengaan zal worden. In het bijzonder dient daarbij de
zorg voor controle op de inlichtingenverplichting en het maatrege-
lenbeleid aangegeven te worden.
Daarnaast dient de uitstroom uit de bijstand bevorderd te worden.
Hiertoe zijn in de nieuwe wet zowel voor de belanghebbende als voor de
gemeente verplichtingen opgenomen. Gemeente en Arbeidsvoorziening
moeten - verplicht - samenwerken. De gemeente wordt geacht om, in
samenwerking met het arbeidsbureau, met de belanghebbende een plan op
te stellen, dat gericht is 'op het vergroten van de mogelijkheden tot
arbeidsinschakeling'Het beleidsplan dient tenminste een beschrijving
van deze samenwerking en de daarover gemaakte afspraken te bevatten.
1.2 Beleidsplan 1996
Afbakening tot algemene bijstand
De kern van het beleidsplan voor 1996 wordt gevormd door het streven
naar het tegengaan van berustend gebruik, oneigenlijk gebruik en
misbruik van uitkeringen (de 'BOM' onder de Bijstandswet). Dit streven
rust op twee pijlers: het beperken van fraude en het bevorderen van
uitstroom. Met het programma voor 1996 wordt gestreefd naar een gerich
te aanpak van bijstandverlening binnen deze pijlers. Het plan is
daarbij beperkt tot het kader van de verlening van algemene bijstand.
Om die reden wordt niet expliciet ingegaan op de verlening van bijzon
dere bijstand en schuldhulpverlening.
Ontwikkeling zorgbeleid
Daarnaast wordt in het plan slechts in beperkte mate aandacht besteed
aan de zorgfunctie' van bijstandverlening. Dit betekent niet dat door
SAW aan deze functie in 1996 weinig aandacht besteed zal worden.
Integendeel: naarmate het uitstroombeleid meer effect zal sorteren, mag
verwacht worden dat de problematiek van de 'blijvers' zich steeds
scherper zal aftekenen. De problematiek van de groep, die al zeer lang
van bijstand afhankelijk is, zonder dat uitzicht op uitstroom bestaat,
vergt zowel materiële als immateriële hulpverlening.
Materiële hulpverlening betreft de aandacht voor 'stille armoede'
(schuldhulpverlening en (bijzondere) bijstandsbeleid voor incidentele,
grotere uitgaven)Immateriële hulpverlening betreft de aandacht voor
het voorkomen resp. opheffen van sociaal isolement (stimulering of
zelfs resocialisatie, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk)
Gelet op de doelstelling van de herinrichting wordt door Sociale Zaken
ook in 1996 voorrang verleend aan de uitstroomfunctie. Verwacht wordt
dat de door uitstroomeffecten op afzienbare termijn meer ruimte gaat
ontstaan om sterker vorm en inhoud te geven aan het zorgbeleid. Dit op
'blijvers in de bijstand' gerichte beleid is op dit moment reeds in
ontwikkeling, in een samenwerking tussen Sociale Zaken, Welzijn en
verschillende andere participanten. Beleidsvoorstellen zullen echter
afzonderlijk worden voorgelegd.
2