8
Raadsbesluit vervolg/ 41
gemeentelijke grondgebied. Sinds 1971 heeft het echter ontbroken aan
systematisch interbestuurlijk overleg waardoor onduidelijkheid kon
ontstaan over de te hanteren wijk- en buurtindeling. Zo is gebleken
dat tal van veranderingen in de wijk- en buurtindeling, die door
gemeenten zijn doorgevoerd, niet bekend zijn bij het CBS. Ook is
gebleken dat veel van de veranderingen in de wijk- en buurtindeling
die wel bij het CBS bekend zijn, door het CBS zijn afgeleid uit de
sinds 1980 ingevoerde jaarlijkse opgave van gemeenten.
Op provinciaal en landelijk niveau heeft een en ander geleid tot het
ontstaan van onzekerheid over de actualiteitswaarde en de vergelijk
baarheid van aan wijk- en buurtindelingen gerelateerde gegevens van
verschillende gemeenten. Dit heeft het Interprovinciaal overleg over
de ruimtelijke ordening ertoe aangezet de minister van economische
zaken te vragen het CBS te verzoeken zijn coördinerende rol met
betrekking tot wijk- en buurtindeling te reactiveren. De minister
heeft dit verzoek ingewilligd. Dit heeft echter tot op heden nog niet
geleid tot nadere bijhoudingsregels voor de wijk- en buurtindeling.
Gemeenten dienen zich dan ook te houden aan de CBS wijk- en buurtinde
ling uit 1970. In de verordening komt derhalve het benoemen van wijken
en buurten terug hetgeen tot de bevoegdheid van het college van burge
meester en wethouders kan worden gerekend.
In veel gemeenten wordt de wijk- en buurtindeling verfijnd tot bouw
blokken. Een indeling naar bouwblok is van belang voor de verwerving
van onroerende zaken, voor bouwblokonderzoek, het opstellen en wijzi
gen van bestemmingsplannen, het opstellen van voorbereidingsbesluiten,
voor stratentabellen en voor statistisch onderzoek, maar ook voor de
vuilophaaldienst, inentingsdistricten, gebiedsindeling van sociale
instellingen etcetera.
Er bestaan geen voorschriften voor de aanduiding van bouwblokken. Dit
betekent dat gemeenten die de wijk- en buurtindeling willen verfijnen
tot bouwblokken, naar eigen inzicht nummers kunnen hanteren bij het
aanduiden van de bouwblokken.
In het tweede lid is het benoemen van de openbare ruimte geregeld. De
openbare ruimte omvat meer dan alleen straten, plantsoenen en wegen.
Zo worden bijvoorbeeld ook waterlopen, sierwater, bruggen, viaducten,
dijken, meren en plassen veelal van een naam voorzien.
Het benoemen van de openbare ruimte is een facultatieve bevoegdheid
van het college van burgemeester en wethouders. Zij benoemen de
openbare ruimte indien dat naar hun oordeel nodig is.
Bij het gebruik van de bevoegdheid tot straatnaamgeving en huisnumme
ring moeten burgemeester en wethouders rekening houden met de belangen
van met name bewoners en bedrijven. Wijziging van de straatnaam of van
het huisnummer treft de belangen van bewoners en bedrijven. In bepaal
de gevallen kan er sprake zijn van een gemeentelijke gehoudenheid tot
het regelen van de gevolgen van de wijzigingsbesluiten. Een aantal
punten is hierbij van belang: